Zij die met vertrouwen geloofde, heeft door het geloof in haar schoot ontvangen.
Mag ik u verzoeken te letten op wat Christus de Heer heeft gezegd, toen Hij zijn hand over zijn leerlingen uitstrekte: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders; want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel’ (Mt. 12, 49-50).
Handelde de maagd Maria soms niet naar de wil van de Vader, zij die vol geloof heeft aanvaard en vol geloof in haar schoot ontving, zij die ertoe uitverkoren werd dat uit haar voor ons onder de mensen het heil zou worden geboren, zij die door Christus geschapen werd, nog vóór Christus in haar geschapen werd? Ja, de heilige Maria handelde geheel en al naar de wil van de Vader. En daarom is het veel belangrijker dat zij leerlinge van Christus was dan dat zij zijn moeder was. Het is veel belangrijker en heiliger om leerlinge van Christus te zijn dan zijn moeder te zijn. Maria was zalig, omdat zij Christus, haar meester, in haar schoot droeg, ook voordat zij Hem ter wereld bracht.
Zie nu of het waar is wat ik zei: terwijl de Heer voorbijging met de menigte die Hem volgde, en Hij zijn goddelijke wonderen verrichtte, zei een vrouw: ‘Gelukkig de schoot die U gedragen heeft’ (Lc. 11, 28). Inderdaad, zalig de schoot die U gedragen heeft! En wat antwoordde de Heer, opdat wij het geluk niet in het lichamelijke zouden zoeken? ‘Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden’ (Lc. 11, 28). Dus daarom is ook Maria zalig, omdat zij naar het woord van God heeft geluisterd en het onderhouden heeft. Zij heeft eerder de waarheid in haar geest bewaard dan het vlees in haar schoot. De waarheid is Christus en het vlees is Christus. Als waarheid is Christus in de geest van Maria, als vlees is Christus in de schoot van Maria. Maar wat in de geest is, is meer dan wat in de schoot wordt gedragen.
Heilig is Maria, zalig is Maria, maar de kerk is beter dan de maagd Maria. En waarom? Omdat Maria een deel van de kerk is, een heilig lidmaat, een voortreffelijk lidmaat, ja een boven allen verheven lidmaat, maar toch een lidmaat van heel dat lichaam. Als zij een lidmaat van heel dat lichaam is, dan is het hele lichaam toch zeker meer dan een lidmaat. De Heer is het hoofd, en de hele Christus is hoofd en lichaam. Wat zal ik nog zeggen? We hebben een goddelijk hoofd, we hebben God als hoofd.
Dus, geliefden, slaat acht op uzelf: gij zijt zowel ledematen van Christus, alsook het lichaam van Christus. Bedenkt hoe gij zijt wat Christus zegt: ‘Ziedaar mijn moeder en mijn broeders.’ Hoe zult ge moeder van Christus zijn? ‘Al wie luistert en al wie de wil van mijn Vader in de hemel volbrengt, hij is mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder.’
Dat wij bijvoorbeeld broeders en zusters zijn, begrijp ik: want er is één erfenis, en het is de barmhartigheid van Christus die, hoewel Hij de enige Zoon was, toch niet alleen wilde zijn. Daarom wilde Hij dat wij erfgenamen zouden zijn van de Vader, medeërfgenamen van Hem.