Lectio altera
Ex Oratiónibus
sancti Andréæ Creténsis epíscopi
(Orat.
9, in ramos palmarum: PG 97, 1002)
Tweede lezing
Uit de preken van de H.
Andreas van Kreta, bisschop
(Orat.
9, in ramos palmarum: PG 97, 1002)
Zie, uw Koning komt naar u toe, die rechtvaardig is en een Verlosser
Laten
wij tot Christus zeggen: Gezegend Hij,
die komt in de Naam des Heren, de Koning van Israël. Laten wij Hem, met
zijn laatste woorden aan het kruis, als met palmtakken tegemoet wuiven. Laten
we Hem vol vreugde begeleiden, niet met palmtakken, maar door elkaar te
verheerlijken met weldoen (aalmoezen). Leggen we de verlangens van ons hart als
klederen onder zijn voeten, opdat Hij op ons wandelend, geheel in ons mag zijn
en wij geheel in Hem zijn, en opdat Hij zich geheel in ons toont. Zeggen wij
tot Sion die uitroep van de profeet: Vertrouw,
dochter van Sion, en vrees niet: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en
gezeten op een veulen, het jong van een lastdier.
Hij
is gekomen, die in iedere plaats tegenwoordig is en alles vult, om in u het heil
van allen te bewerken. Hij is gekomen, die
niet kwam om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars tot bekering te roepen,
om de door de zonde verdwaalden terug te roepen. Vreest dus niet. God
verblijft in uw midden, ge moet niet
vrezen.
Ontvang
met uw smekende handen Hem, die zelf uw stad in zijn handen heeft gegrift.
Ontvang Hem, die uw fundamenten in de palmen van zijn handen heeft gegrondvest.
Ontvang Hem, die al het onze, de zonde alleen uitgezonderd, op Zich genomen
heeft om het in het zijne te doen opgaan. Verheug u, moeder, stad van Sion:
vrees niet: Vier uw feesten.
Verheerlijk Hem om zijn barmhartigheid, die in u tot ons komt, Maar ook
gijzelf, dochter van Jeruzalem, verheug u bovenmate, zing en dans. Word verlicht, word verlicht (zo juichen
wij met Jesaja, die heilige trompet), want
uw licht is gekomen en de glorie van de Heer gaat over u op.
Welk
licht is dat? Dat namelijk, dat iedere
mens verlicht, die in deze wereld komt. Het Eeuwig Licht, zeg ik, het Licht
buiten de tijd en in de tijd verschenen; Het Licht, dat zich in het vlees
openbaarde en van nature verborgen is;
het Licht, dat de herders omstraalde en voor de wijzen de gids was op hun weg.
Het Licht, dat van in den beginne in de wereld was, door Welk de wereld was
gemaakt, maar Dat de wereld niet kende. Het Licht, dat in het zijne kwam, maar
de zijnen namen Het niet aan.
De glorie van de Heer: welke is dat? Het kruis namelijk, waarin
Christus verheerlijkt werd: ik bedoel die glans van de glorie des Vaders, zoals
Hij zelf zei toen zijn lijden naderde: Nu
is de Mensenzoon verheerlijkt en is God verheerlijkt in Hem en Hij zal Hem
steeds verheerlijken. Zijn glorie noemt Hij hier zijn eigen verheffing op
het kruis. Want Christus’ kruis is zijn glorie en dus ook zijn
verheerlijking. Hij zegt immers: Wanneer
Ik zal zijn omhoog geheven, zal Ik allen tot Mij trekken.