Lezingen van het Lezingenofficie
Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli
(1420-1497)
Eerste lezing
Uit
het boek van de Profeet Jesaia 1,1-18
Visioen van de Mensenzoon in zijn
majesteit
Dit zijn de
visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien heeft,
toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden. Hoor toe, hemel, geef
gehoor, aarde, de Heer heeft gesproken: Ik heb mijn kinderen opgevoed en
grootgebracht, maar ze zijn tegen mij in opstand gekomen. Een rund herkent zijn
meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, mijn volk
leeft in onwetendheid. Wee dit ontrouwe volk, met schuld beladen, volk van zondaars,
verdorven geslacht. Zij hebben de Heer verlaten, de Heilige van Israël
versmaad, hem de rug toegekeerd. Ben je niet genoeg geslagen, verzet je je nog
altijd? Heel je hoofd doet pijn, heel je hart is ziek. Van voetzool tot kruin,
niets is ongeschonden: een en al wonden en builen en striemen, niet verbonden,
niet verzorgd, niet met olie verzacht. Je land is verwoest, je steden zijn
verbrand. Vreemden stropen onder je ogen de akkers af, vreemdelingen maken
alles tot een woestenij. Wat rest er nog van Sion? Het is als een hut in een
wijngaard, een schuilkeet in een komkommerveld, een stad in het nauw. Had de
Heer van de hemelse machten ons niet een laatste rest gelaten, het zou ons zijn
vergaan als Sodom en Gomorra. Hoor de woorden van de Heer, leiders van Sodom,
geef gehoor aan het onderricht van onze God, volk van Gomorra. Wat moet ik met
al jullie offers? – zegt de Heer. Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste
kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer. En wanneer
jullie voor mij verschijnen – wie heeft je gevraagd mijn voorhoven plat te
lopen? Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie
wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, ik duld ze niet naast al dat
wangedrag. Van jullie nieuwemaan, van ál jullie feesten heb ik een afkeer, ze
hinderen mij, ik kan ze niet langer verdragen. Wanneer jullie je handen
opheffen, wend ik mijn ogen af, ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet.
Aan jullie
handen kleeft bloed! Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan
ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht,
houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij. De Heer zegt:
Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als
scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit
als wol.
Tweede lezing
Uit het katechetisch
onderricht van de H. Cyrillus, bisschop van Jeruzalem
De tweevoudige komst van Jezus Christus
Wij verkondigen
de komst van Christus, niet slechts een enkele komst, maar nog een andere, die
veel kostbaarder is dan die eerste. Die eerste toch duidt op zijn lijdzaamheid,
maar de laatste stelt ons het diadeem voor ogen van zijn goddelijk rijk.
Want meestal
hebben de gebeurtenissen omtrent Onze Heer Jezus Christus een dubbel aspect.
Een tweevoudige geboorte, één uit God vóór alle eeuwen, een tweede uit de Maagd
bij de vervulling van de tijden. Een tweevoudige nederdaling, een in
verborgenheid, als die van een regen op een vacht, een andere echter openlijk,
namelijk de toekomstige.
Bij zijn eerste
komst werd Hij in doeken gewikkeld in de kribbe; bij zijn tweede wordt Hij, als
met een kleed met licht omhuld. Bij de eerste onderging Hij het kruis, niet
terugschrikkend voor verachting, bij de tweede zal Hij komen in heerlijkheid,
omstuwd door een leger van engelen.
Wij blijven
derhalve niet staan bij zijn eerste komst alleen, maar zien ook uit naar zijn
tweede komst. En als wij bij de eerste hebben gezegd: Gezegend Hij die komt in de naam des heren, zullen wij dit ook weer
bij de tweede zeggen, wanneer wij met de engelen de Heer tegemoet gaan en Hem
aanbiddend toeroepen: Gezegend Hij die
komt in de naam des Heren.
De Verlosser
zal komen, niet om opnieuw geoordeeld te worden, maar om hen voor zijn
rechterstoel te dagen, door wie Hij zelf voor het gerecht werd gedaagd. Hij die
zweeg toen Hij veroordeeld werd, zal de misdadigers, die onmenselijkheden tegen
Hem durfden te bedrijven, toen zij Hem aan het kruis sloegen, dit in
herinnering brengen en hun zeggen: Dit hebt
gij gedaan en Ik zweeg.
Toen kwam Hij
uit barmhartigheid, de mensen met zachte overreding onderrichtend; maar daarna
zullen zij goed of kwaadschiks noodzakelijk aan zijn heerschappij onderworpen
worden.
Over die beide komsten
spreekt de profeet Malachia: ‘En dan komt
terstond tot zijn tempel de Heer, die gij zoekt’. Dit is zijn ene komst.
En over de tweede komst
spreekt Hij aldus: En de engel van het
verbond, naar wie gij verlangt, zie de almachtige Heer zal komen: wie kan de
dag van zijn komst verdragen, of wie zal stand houden als Hij verschijnt? Omdat
Hij zal komen als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers; en Hij
zal zich neerzetten om te smelten en te louteren.
Op die beide komsten doelt
ook Paulus als hij aan Titus schrijft: Gods
genade is verschenen, redding brengend aan alle mensen. Zij voedt ons op om aan
goddeloosheid en wereldse begeerlijkheid te verzaken; om ingetogen,
rechtschapen, godsvruchtig in deze wereld te leven; om de zalige hoop te
verwachten en de openbaring der glorie van onze grote God en Zaligmaker
Christus Jezus. Zie dan hoe hij de eerste komst heeft beschreven, waardoor
hij dank brengt; maar ook die andere die wij verwachten.
Daarom is de inhoud van het
geloof dat wij belijden aldus overgeleverd, opdat wij in Hem zouden geloven, die én is opgestegen naar de hemelen én aan
de rechterhand van de Vader is gezeten. En Hij zal in heerlijkheid komen
oordelen levenden en doden; aan wiens rijk geen einde zal zijn.
Derhalve zal Onze Heer Jezus
Christus uit de hemelen komen. Hij zal met heerlijkheid komen bij het einde van
de wereld, op de laatste dag. Want er zal een einde komen aan deze wereld, die
Hij gemaakt heeft, en die zal weer vernieuwd worden.
(Cat. 15, 1-3: PG 33, 870-874)