zaterdag 28 november 2020

Lezingenofficie 1e zondag van de Advent Liturgia Horarum

Lezingen van het Lezingenofficie



Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit het boek van de Profeet Jesaia 1,1-18

Visioen van de Mensenzoon in zijn majesteit

Dit zijn de visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien heeft, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden. Hoor toe, hemel, geef gehoor, aarde, de Heer heeft gesproken: Ik heb mijn kinderen opgevoed en grootgebracht, maar ze zijn tegen mij in opstand gekomen. Een rund herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, mijn volk leeft in onwetendheid. Wee dit ontrouwe volk, met schuld beladen, volk van zondaars, verdorven geslacht. Zij hebben de Heer verlaten, de Heilige van Israël versmaad, hem de rug toegekeerd. Ben je niet genoeg geslagen, verzet je je nog altijd? Heel je hoofd doet pijn, heel je hart is ziek. Van voetzool tot kruin, niets is ongeschonden: een en al wonden en builen en striemen, niet verbonden, niet verzorgd, niet met olie verzacht. Je land is verwoest, je steden zijn verbrand. Vreemden stropen onder je ogen de akkers af, vreemdelingen maken alles tot een woestenij. Wat rest er nog van Sion? Het is als een hut in een wijngaard, een schuilkeet in een komkommerveld, een stad in het nauw. Had de Heer van de hemelse machten ons niet een laatste rest gelaten, het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra. Hoor de woorden van de Heer, leiders van Sodom, geef gehoor aan het onderricht van onze God, volk van Gomorra. Wat moet ik met al jullie offers? – zegt de Heer. Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer. En wanneer jullie voor mij verschijnen – wie heeft je gevraagd mijn voorhoven plat te lopen? Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, ik duld ze niet naast al dat wangedrag. Van jullie nieuwemaan, van ál jullie feesten heb ik een afkeer, ze hinderen mij, ik kan ze niet langer verdragen. Wanneer jullie je handen opheffen, wend ik mijn ogen af, ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet.
Aan jullie handen kleeft bloed! Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij. De Heer zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.

Tweede lezing

Uit het katechetisch onderricht van de H. Cyrillus, bisschop van Jeruzalem

De tweevoudige komst van Jezus Christus

Wij verkondigen de komst van Christus, niet slechts een enkele komst, maar nog een andere, die veel kostbaarder is dan die eerste. Die eerste toch duidt op zijn lijdzaamheid, maar de laatste stelt ons het diadeem voor ogen van zijn goddelijk rijk.
Want meestal hebben de gebeurtenissen omtrent Onze Heer Jezus Christus een dubbel aspect. Een tweevoudige geboorte, één uit God vóór alle eeuwen, een tweede uit de Maagd bij de vervulling van de tijden. Een tweevoudige nederdaling, een in verborgenheid, als die van een regen op een vacht, een andere echter openlijk, namelijk de toekomstige.
Bij zijn eerste komst werd Hij in doeken gewikkeld in de kribbe; bij zijn tweede wordt Hij, als met een kleed met licht omhuld. Bij de eerste onderging Hij het kruis, niet terugschrikkend voor verachting, bij de tweede zal Hij komen in heerlijkheid, omstuwd door een leger van engelen.
Wij blijven derhalve niet staan bij zijn eerste komst alleen, maar zien ook uit naar zijn tweede komst. En als wij bij de eerste hebben gezegd: Gezegend Hij die komt in de naam des heren, zullen wij dit ook weer bij de tweede zeggen, wanneer wij met de engelen de Heer tegemoet gaan en Hem aanbiddend toeroepen: Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.
De Verlosser zal komen, niet om opnieuw geoordeeld te worden, maar om hen voor zijn rechterstoel te dagen, door wie Hij zelf voor het gerecht werd gedaagd. Hij die zweeg toen Hij veroordeeld werd, zal de misdadigers, die onmenselijkheden tegen Hem durfden te bedrijven, toen zij Hem aan het kruis sloegen, dit in herinnering brengen en hun zeggen: Dit hebt gij gedaan en Ik zweeg.
Toen kwam Hij uit barmhartigheid, de mensen met zachte overreding onderrichtend; maar daarna zullen zij goed of kwaadschiks noodzakelijk aan zijn heerschappij onderworpen worden.
Over die beide komsten spreekt de profeet Malachia: ‘En dan komt terstond tot zijn tempel de Heer, die gij zoekt’. Dit is zijn ene komst.
En over de tweede komst spreekt Hij aldus: En de engel van het verbond, naar wie gij verlangt, zie de almachtige Heer zal komen: wie kan de dag van zijn komst verdragen, of wie zal stand houden als Hij verschijnt? Omdat Hij zal komen als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers; en Hij zal zich neerzetten om te smelten en te louteren.
Op die beide komsten doelt ook Paulus als hij aan Titus schrijft: Gods genade is verschenen, redding brengend aan alle mensen. Zij voedt ons op om aan goddeloosheid en wereldse begeerlijkheid te verzaken; om ingetogen, rechtschapen, godsvruchtig in deze wereld te leven; om de zalige hoop te verwachten en de openbaring der glorie van onze grote God en Zaligmaker Christus Jezus. Zie dan hoe hij de eerste komst heeft beschreven, waardoor hij dank brengt; maar ook die andere die wij verwachten.
Daarom is de inhoud van het geloof dat wij belijden aldus overgeleverd, opdat wij in Hem zouden geloven, die én is opgestegen naar de hemelen én aan de rechterhand van de Vader is gezeten. En Hij zal in heerlijkheid komen oordelen levenden en doden; aan wiens rijk geen einde zal zijn.
Derhalve zal Onze Heer Jezus Christus uit de hemelen komen. Hij zal met heerlijkheid komen bij het einde van de wereld, op de laatste dag. Want er zal een einde komen aan deze wereld, die Hij gemaakt heeft, en die zal weer vernieuwd worden.

(Cat. 15, 1-3: PG 33, 870-874)