Liturgia
Horarum - getijdengebed
De H. Cyrillus,
bisschop van Jeruzalem, over de tweevoudige komst van Jezus Christus.
Bij zijn eerste komst werd Hij in doeken gewikkeld in
de kribbe; bij zijn tweede wordt Hij, als met een kleed met licht omhuld.
Wij verkondigen de komst van
Christus, niet slechts een enkele komst, maar nog een andere, die veel
kostbaarder is dan die eerste. Die eerste toch duidt op zijn lijdzaamheid, maar
de laatste stelt ons het diadeem voor ogen van zijn goddelijk rijk.
Want meestal hebben de
gebeurtenissen omtrent Onze Heer Jezus Christus een dubbel aspect. Een
tweevoudige geboorte, één uit God vóór alle eeuwen, een tweede uit de Maagd bij
de vervulling van de tijden. Een tweevoudige nederdaling, een in verborgenheid,
als die van een regen op een vacht, een andere echter openlijk, namelijk de
toekomstige.
Bij zijn eerste komst werd Hij in
doeken gewikkeld in de kribbe; bij zijn tweede wordt Hij, als met een kleed met
licht omhuld. Bij de eerste onderging Hij het kruis, niet terugschrikkend voor
verachting, bij de tweede zal Hij komen in heerlijkheid, omstuwd door een leger
van engelen.
Wij blijven derhalve niet staan bij
zijn eerste komst alleen, maar zien ook uit naar zijn tweede komst. En als wij
bij de eerste hebben gezegd: Gezegend Hij
die komt in de naam des Heren, zullen wij dit ook weer bij de tweede
zeggen, wanneer wij met de engelen de Heer tegemoet gaan en Hem aanbiddend
toeroepen: Gezegend Hij die komt in de
naam des Heren.
De Verlosser zal komen, niet om
opnieuw geoordeeld te worden, maar om hen voor zijn rechterstoel te dagen, door
wie Hij zelf voor het gerecht werd gedaagd. Hij die zweeg toen Hij veroordeeld
werd, zal de misdadigers, die onmenselijkheden tegen Hem durfden te bedrijven,
toen zij Hem aan het kruis sloegen, dit in herinnering brengen en hun zeggen: Dit hebt gij gedaan en Ik zweeg.
Toen kwam Hij uit barmhartigheid, de
mensen met zachte overreding onderrichtend; maar daarna zullen zij goed- of
kwaadschiks noodzakelijk aan zijn heerschappij onderworpen worden.
Over die beide komsten spreekt de profeet Malachia: ‘En dan komt terstond tot zijn tempel de
Heer, die gij zoekt’. Dit is zijn ene komst.
En over de tweede komst spreekt Hij aldus: En de engel van het verbond, naar wie gij verlangt. Zie de almachtige
Heer zal komen: wie kan de dag van zijn komst verdragen, of wie zal stand
houden als Hij verschijnt? Omdat Hij zal komen als het vuur van de smelter, als
het loog van de blekers; en Hij zal zich neerzetten om te smelten en te
louteren.
Op die beide komsten doelt ook Paulus als hij aan Titus schrijft: Gods genade is verschenen, redding brengend
aan alle mensen. Zij voedt ons op om aan goddeloosheid en wereldse
begeerlijkheid te verzaken; om ingetogen, rechtschappen, godsvruchtig in deze
wereld te leven; om de zalige hoop te verwachten en de openbaring der glorie
van onze grote God en Zaligmaker Christus Jezus. Zie dan hoe hij de eerste
komst heeft beschreven, waardoor hij dank brengt; maar ook die andere die wij
verwachten.
Daarom is de inhoud van het geloof dat wij belijden aldus
overgeleverd, opdat wij in Hem zouden geloven, die én is opgestegen naar de hemelen én aan de rechterhand van de Vader
is gezeten. En Hij zal in heerlijkheid komen oordelen levenden en doden; aan
wiens rijk geen einde zal zijn.
Derhalve zal Onze Heer Jezus Christus uit de hemelen komen. Hij zal
met heerlijkheid komen bij het einde van de wereld, op de laatste dag. Want er
zal een einde komen aan deze wereld, die Hij gemaakt heeft, en die zal weer
vernieuwd worden.
(Cat.
15, 1-3: PG 33, 870-874)