Het is van weinig nut te zeggen, dat Onze Heer, de
Zoon van de Maagd Maria, waarlijk en volledig Mens is, als men niet tegelijk
aanneemt, dat Hij Mens is uit dat geslacht, waarover in het Evangelie wordt
gesproken.
Mattheüs toch zegt: Geslachtslijst van Jezus Christus, zoon van David zoon van Abraham,
en dan volgt hij de volgorde van de menselijke afkomst zo, dat de evangelist de
lijn van de geslachten laat uitkomen bij Joseph, met wie de Moeder des Heren
verloofd was.
Maar Lucas, die langs de rij van de opeenvolgende
geslachten teruggaat komt zo bij het begin zelf van het menselijk geslacht, om
aan te tonen, dat de natuur van de eerste en de laatste Adam dezelfde was.
Ongetwijfeld had de Zoon Gods in zijn almacht zo
aan de mensen verschenen kunnen zijn om hen te onderrichten en te heiligen, als
Hij aan de patriarchen en profeten verschenen was. Onder de gedaante van vlees,
verscheen Hij, toen Hij ofwel met hen worstelde of met hen sprak of de
aangeboden gastvrijheid niet afwees of zelfs het voor Hem geplaatste voedsel
nuttigde. Maar al die menselijke verschijningen waren slechts heen wijzingen
naar die mens, van wie de echte menselijkheid door geheimzinnige tekenen zo
werd aangekondigd, dat deze uit de stam van de genoemde voorvaderen zou worden
genomen.
En aldus ging het sacrament van onze verzoening,
waartoe van eeuwigheid besloten was, niet in vervulling door die
voorafbeeldingen, omdat de Heilige Geest nog niet over de Maagd was gekomen en
de kracht van de Allerhoogste Haar nog niet had overschaduwd, opdat in Haar
onbevlekte schoot, waar de Wijsheid zich een woning had gebouwd, het Woord
vlees zou worden; en waar Gods gestalte en die van een slaaf in één Persoon
zouden samenkomen. De Schepper van de tijden in de tijd zou geboren worden en
Hij, door wie alles werd gemaakt, te midden van dit alles zou worden
voortgebracht.
Want als niet de nieuwe mens, geschapen in de gedaante van het zondige vlees,
onze oude gedaante in zich had opgenomen en Hij, die een in wezen is met de
Vader zich niet verwaardigd had ook te delen in de natuur van zijn Moeder, en
Die alleen vrij was van zonde zich niet met onze natuur had verenigd, zou de
menselijke gevangenschap geheel in de macht van de duivel zijn gebleven; en
zouden wij ook zijn overwinning niet kunnen vieren, als die buiten onze natuur
was behaald.
Uit die wonderbare deelname aan onze natuur lichtte
voor ons op het sacrament van onze hernieuwing. opdat, door de zelfde Geest
waaruit ook Christus werd ontvangen en geboren, ook wij weer uit die
geestelijke kiem zouden herboren worden.
Daarom wordt door de Evangelist over de gelovigen
gezegd: Die niet uit bloed, noch uit de
wil van vlees of man, maar die uit God geboren zijn.
(S. Leonis Magni, Ep. 31, 2-3: PL 54, 791-793)