dinsdag 22 december 2015

Lezing - De HEER/ JHWH en zijn genade-jaar 5

In dit jaar, dat met recht en rede naar de profetie van Jesaja (61,2) “een jaar van Jahwe’s genade” *4) mag heten, dient de kerk meer dan ooit een schatkamer te zijn waarvan de deur wijd open staat voor alle mensen om hen te laten deel hebben aan de rijkdommen van zijn barmhartigheid die in alle opzichten de gerechtigheid van zijn toorn te boven gaan, naar het woord van de apostel der heidenen: de zonde is groot, overvloediger is Zijn genade.  Hoe bewogen spreekt Paulus vanuit het diepst van zijn hart wanneer hij aan de christenen van Korinte schrijft: “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, de God van alle troost (2 Korintiërs 1,5). In de liturgie van de paastijd luidt het Introïtus van de tweede zondag: “Misericordia Domini plena est terra, alleluia” met die zo schitterend getoonzette Gregoriaanse melodie, ingetogen en krachtig tegelijk.  En het is u als goede toehoorders natuurlijk opgevallen hoe de prefatie van de eerste zondag van de Advent over Jezus, de zoon van David, het volgende zei: “Die, toen Hij eertijds kwam, kwetsbaar en klein, het werk van uw genade heeft voltooid, en vlees geworden is en voor ons allen de deur heeft opengedaan die leidt naar een geluk dat eeuwig duurt, naar het land dat Hij ons in het vooruitzicht heeft gesteld”. *5)  Maar ook in het Brevier worden ons teksten in de mond gelegd die spreken over de deuren van barmhartigheid. Op dag IV van Week I (Hebdomada I Feria IV) bidden wij in de preces ad Vesperas: “Exutis hodie corpore misericordiae tuae portae patescant”. Letterlijk vertaald: “Laten de deuren van uw  barmhartigheid wijd openstaan voor hen die vandaag gestorven zijn”, jammer genoeg in het Getijdenboek p. 835 weg vertaald met: “Ontferm u over allen die vandaag gestorven zijn”. En op de zondag van de vierde week (Dominica, Hebdomada IV) legt de liturgie tijdens de preces ad Laudes Matutinas ons deze bede in de mond: “Deus qui nobis misericordiae ianuam  patére voluisti …”, nu in het Nederlandse brevier p. 1107 min of meer correct weergegeven met: ”[God] die de poort  van uw barmhartigheid voor ons geopend houdt ...”. Prachtig deze bewoordingen: portae tuae misericordiae, en: ianua misericordiae, die op symbolische  wijze zo mooi de sluizen van Gods ontferming en genade tot uitdrukking brengen. Op de vooravond van Maria In Conceptione Immaculata is het passend te verwijzen naar haar die in de liturgie van de Vespers gehuldigd wordt als: caelestis aulae ianua, en in de Preces aangeroepen wordt als de mater misericordiae.  Wanneer we lezen hoe de engel Gabriel bij haar is binnengetreden (ingressus angelus ad eam), mogen we veronderstellen dat de deur van haar huis maar ook de poort van haar hart wijd opengestaan heeft  voor Gods boodschap, en mogen we haar in dit jaar van Gods genade terecht als ons voorbeeld en als onze voorspreekster begroeten.
Dr. Alfons Jaakke, pr.
*1) Deze leuze geldt de Amsterdamse bevolking als zodanig, maar bepaald niet het Amsterdamse politieapparaat dat heel gedwee en gewillig de Duitse bezetters, de Nazi’s, hielp bij het oppakken en wegvoeren van de Joodse gemeenschap, ongeveer 100.000 mensen, onder wie Anne Frank. 
*2) In de Latijnse vertaling van de Vulgata bijna steeds vertaald met veritas. Veritas moet niet opgevat worden als waarheid in de zin van gelijk hebben of echt gebeurd, maar als betrouwbaarheid.
*3) In de Joodse traditie is Jona bepaald geen ongehoorzame profeet, maar iemand die net als Mozes en Jeremia geworsteld heeft met zijn roeping. En de les is: indien God JHWH al genadig is voor het verdorven Nineve, hoe liefdevol en geduldig zal hij dan niet zijn voor Israël, zijn oogappel!
*4) Aldus de Willibrord-Vertaling, p.1134. De Statenvertaling heeft: “om uit te roepen het jaar van welbehagen des HEEREN”. Aldus ook de NBG1951. De NBV luidt: “om een genadejaar van de HEER uit te roepen”. The Yewish Bible vertaalt met: “To proclaim a year of the LORD’s favor”. De Vulgata geeft weer met: ut praedicarem annum placabilem Domini”. De Hebreeuwse grondtekst luidt:” liqro’ sjenat-ratson laJHWH”.  Omdat dit halfvers gevolgd wordt door: “een dag van wraak voor onze God” ben ik van mening dat de bewoording genadejaar of jaar van Gods welbehagen hier niet in verband staat met het zogenaamde Jubeljaar uit Leviticus 25 en 27.         
*5)  De Latijnse tekst van deze Adventsprefatie luidt: “Qui, primo adventu in humilitate carnis assumptae, dispositionis antiquae munus implevit, nobisque salutis perpetuae tramitem reseravit.” Van een deur is dus geen sprake  maar wel van een weg/ pad van het eeuwige heil (trames = weg, pad). Mij is niet duidelijk waarom de vertaler gekozen heeft voor de deur die leidt naar het eeuwige geluk, maar mooi is het wel en ook een gelukkige bijkomstigheid in het kader van dit artikel!