donderdag 31 oktober 2024
Leven na de dood - Allerheiligen
De beloning bestaat in de zogeheten 'zalige aanschouwing Gods'. De straf wordt vaak aangeduid - ook al door Jezus in zijn verhalen - met een "eeuwig vuur", door ons vaak "de hel" genoemd.
De woorden "hemel" en "aanschouwing Gods" enerzijds en anderzijds "hel" en "vuur" zijn beelden. Het is symbooltaal om de dingen van God enigszins voor onze mensenogen op te roepen. Zoals gezegd maakte Jezus daar ook gebruik van, als hij over beloning en straf sprak, bijvoorbeeld in zijn gelijkenissen.
We zouden diezelfde mysteries ook anders kunnen uitleggen. Een christen leeft goed, wanneer wij hij naar Jezus' voorbeeld God navolgt en zijn leven oriënteert op de Heilige Geest. In de praktijk betekent dit dat een gelovige de naastenliefde beoefent. De goeden zijn zij die de ander beminnen zoals zij zichzelf door God bemind weten. Hun beloning bestaat erin dat zij nu inderdaad op hun beurt bemind worden zoals zij anderen hebben bemind.
Gestraft wordt diegene die het aanbod van Gods liefde willens en wetens heeft afgeslagen en er uitdrukkelijk voor heeft gekozen daar juist niet van te leven.
De goeden in het hiernamaals worden in de geloofsgemeenschap aangeduid met het woord "heiligen". De dag dat die schare die niemand tellen kan, wordt gevierd, heet dan ook Allerheiligen.
Overgenomen van heiligen.nl
Thomas a Kempis November: Allerheiligen- en Allerzielenmaand "Heimwee naar de hemel"
maandag 28 oktober 2024
28 oktober HH. Simon en Judas, apostelen Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.
De naam van Simon komt voor op de apostellijst van het evangelie en staat daar op de elfde plaats. Van hem is slechts bekend dat hij afkomstig was van Kana en de bijnaam droeg van ‘de ijveraar’.
Judas, ook Taddeüs genaamd, is de apostel die bij het laatste avondmaal aan de Heer vroeg waarom Hij zich alleen aan zijn leerlingen en niet aan de wereld zou openbaren (Joh. 14, 22).
Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op het evangelie van Johannes
Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.
Onze Heer Jezus Christus stelde leiders en leraren aan voor de hele bewoonde wereld, beheerders van zijn goddelijke geheimen. Hij droeg hen op als lampen te schijnen en te stralen. Zij moesten niet alleen een licht zijn voor het joodse land, maar veeleer voor alles wat ligt onder de zon en voor de mensen die overal verspreid hun woonplaats hebben. Terecht zegt Paulus dat niemand zich die waardigheid kan aanmatigen, maar alleen hij die geroepen wordt door God (vgl. Heb. 5, 4). Want tot deze roemrijke zending koos onze Heer Jezus Christus vóór alle anderen zijn eigen leerlingen.
Als pijlers en als een grondslag van de waarheid (vgl. 1 Tim. 3, 15) stonden de apostelen. De Heer zond hen, zegt Hij, zoals de Vader Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 20, 21). Daarmee wijst Hij op de waardigheid van de zending en de onvergelijkelijke eer van de hun verleende volmacht. Zo te zien geeft Hij daarbij ook een aanwijzing voor de taakvervulling door de apostelen. Want Hij meende zijn eigen leerlingen zo te moeten zenden als de Vader Hem gezonden had. Maar was het dan niet nodig dat zij die Hem hierin moesten navolgen, inzagen met welke opdracht de Vader zijn Zoon had gezonden?
Daarom heeft de Heer ons op verschillende manieren de aard van zijn zending duidelijk gemaakt. Zo zegt Hij: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar om zondaars te roepen, opdat zij zich bekeren’ (Lc. 5, 32). En verder: ‘Ik ben uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft’ (Joh. 6, 38). En ook: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered’ (Joh. 3, 17).
Met slechts enkele woorden omschrijft Hij de bedoeling van het apostolaat als Hij zegt dat Hij hen zendt zoals de Vader Hem gezonden heeft. Daardoor weten de leerlingen dat het hun taak is zondaars tot inkeer te roepen, zieken naar lichaam of geest te genezen, in de uitoefening van hun opdracht zeker niet hun eigenbelang te zoeken, maar de wil te volbrengen van Hem die hen gezonden heeft, en naar vermogen bij te dragen tot de redding van de wereld.
Wij zullen bemerken dat de leerlingen in dit alles door hun ijver hebben uitgeblonken - en het is niet moeilijk om tot deze overtuiging te komen - als men de Handelingen van de Apostelen en de brieven van Paulus leest.
28 oktober - HH. Simon en Judas, apostelen
De naam van Simon komt voor op de apostellijst van het evangelie en staat daar op de elfde plaats. Van hem is slechts bekend dat hij afkomstig was van Kana en de bijnaam droeg van ‘de ijveraar’.
Judas, ook Taddeüs genaamd, is de apostel die bij het laatste avondmaal aan de Heer vroeg waarom Hij zich alleen aan zijn leerlingen en niet aan de wereld zou openbaren (Joh. 14, 22).
God, door de apostelen hebt Gij ons gebracht tot het belijden van uw Naam. Geef uitbreiding aan uw kerk en laat op voorspraak van de heilige Simon en Judas steeds meer volkeren in U geloven. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen.
zondag 27 oktober 2024
Overweging bij 30e zondag door het jaar B - Geloven is een krachtbron om van betekenis te zijn voor elkaar.
Zien, de dingen zien zoals ze zijn, is méér dan het werk van een paar goede ogen. Wij worden uitgenodigd om niet geestelijk blind en doof te zijn, om te vernemen hoe het Evangelie voor ons allemaal een wegwijzer ten leven kan zijn.
Het is niet vanzelfsprekend om ook met anderen rekening te houden, om zachtmoedig te zijn. Uit eigen kracht kan een mens zo niet leven.
Mooie bedoelingen alléén kunnen de trouw van een mensenleven in ogenblikken van ontmoediging en ontgoocheling niet waarborgen.
Veel mensen hebben geprobeerd, en nog wel zeer oprecht, om christelijk te leven zonder de liefdevolle God. Na enkele jaren moesten ze toegeven dat het niet gelukt is. Alsof er in de mens krachten werken die zó naar zelfzucht en onechtheid trekken en de mens behéksen met macht, bezit en mateloos genot, dat alleen het contact met God er voor kan zorgen dat deze dingen ons niet in de greep krijgen.
Mensen hebben het zelf ervaren : als zij God uit het oog verliezen, dan gaan ze geleidelijk, bijna onmerkbaar, de ene christelijke houding na de andere, prijsgeven. Mensen verliezen op den duur hun geloof, ze hebben geen richting meer in hun leven, geen oriëntatiepunt.
Het geloof in de goede God is een sterke inspiratie en een stuwende kracht om zich in te zetten voor elkaar. God, die ons welzijn wil, in het vizier houden, geloven dus, is een goed klimaat voor een groter engagement, dan men uit zichzelf zou opbrengen.
Je kunt het vergelijken met een arts. De liefde in zijn gezin heeft invloed op de uitoefening van zijn beroep.
Door te geloven zie je dat veel dingen betrekkelijk zijn : je weet je verbonden met de medemens want God is de Vader van allen. We bidden dan ook : ónze Vader.
Hoe kan men de anderen echt beminnen wanneer men niet bewust verbonden is met de bron van de liefde ?
Op de markt van de liefde krijgt men goederen van allerlei kwaliteit en soort aangeboden. Maar een mens heeft geen behoefte aan goedkope liefde, maar wel aan liefde van een goede kwaliteit. Daarom is het nodig dat de liefde vrij is van een mentaliteit van ikke, ikke en nog eens ikke. Die liefde kan een mens leiden, zonder hem te verwoesten. Dat is iets heel anders dan de liefde, die men uit eigen kracht tot stand meent te brengen, zonder de liefdevolle God in het oog te houden.
In een leven kan veel tegen zitten, je kunt er echt moe van worden en zelfs verbitterd. De ervaring heeft geleerd dat geloven juist dan de krachtbron is om je niet terug te trekken in je eigen schulp, maar om van betekenis te zijn voor elkaar.
Introitus Domenica XXX per annum Laetetur cor quaerentium dominum Vreugde voor hen die zoeken naar God.
woensdag 23 oktober 2024
John Paul II, Favorite song: Barka - Your lips said my name today
maandag 21 oktober 2024
22 oktober - H. Johannes Paulus II Wees niet bang! Open de deuren voor Christus!
zondag 20 oktober 2024
Overweging bij lezingen 29e zondag door het jaar B - Leven zoals Christus
Het evangelie van vandaag is een prachtige spiegel om er onszelf in te bekijken ; twee volgelingen van Christus speculeren op profijt, op ereplaatsen. Het hele gedoe staat in fel contrast met de woorden van Christus over zijn lijden.
De leerlingen zijn zó in de wolken over hun eigen dromen, dat ze gewoon niet meer horen.
Ook nu nog gebeurt dat. Mensen verliezen dan het contact met de werkelijkheid. Ze zonderen zich af. Ze hollen verder op hún wegen. Het is hun te doen om macht, aanzien en eer. Hoeveel leed wordt mensen niet aangedaan omdat anderen macht willen hebben. Mensen worden ongelukkig en verdrietig. Het vraagt zo enorm veel energie, die anders en beter besteed kan worden. Christus Zelf zal slachtoffer worden van een systeem dat mensen bouwen op macht.
Dit mag bij jullie niet het geval zijn, zegt Christus. Hij pleit voor verhoudingen tussen mensen die de vrede, het geluk en de eenheid bevorderen. Mensen zoeken hiernaar. Christus laat ons daarbij niet alleen. Hij stelt het omgekeerde voor van hoe mensen maar al te gauw doen : vrede en geluk zijn alleen maar mogelijk als je bescheiden en dienstbaar bent : hoe groter je wil worden, des te meer zul je dienstbaar moeten zijn, des te minder macht moet je willen.
Het gaat in het evangelie om een verandering van mentaliteit. Het is Christus NIET te doen om onderdanige ja-knikkers en mensen zonder ruggegraat. Het gaat Hem wel om mensen die EERBIED hebben en anderen NIET naar hun hand willen zetten. Dit vanuit een besef dat we allemáál onaf zijn en dat mensen geneigd zijn om anderen NIET de ruimte te geven waar ze RECHT op hebben. Voor God zijn we ALLEMAAL GELIJK. Hij heeft geen gunstelingen en God ook is onze ENIGE Vader, leraar en meester. Wij zijn ALLEN BROEDERS en ZUSTERS, we zijn STUK VOOR STUK VOLWAARDIGE mensen.
We zullen dan ook tijd maken voor elkaar en naar ELKAAR LUISTEREN. Je plaatst jezelf UIT het middelpunt om een ANDER in het middelpunt te plaatsen.
En hiervoor zullen we toch vaak weerstanden moeten overwinnen.
Het is een heel duidelijke manier om te leven zoals Christus.
Zegt ú ook tegen anderen : ´wat kan ik voor jóu betekenen ?´
Lezingen H. Mis 29e zondag door het jaar B - De Mensenzoon is gekomen om zijn leven te geven als losprijs voor velen.
Eerste lezing: Jes. 53, 10-11
De Heer heeft besloten zijn dienaar te vernederen
en hem te doen lijden.
Waarlijk, hij gaf zijn leven als zoenoffer
maar hij zal een nageslacht zien
en het raadsbesluit van de Heer komt door hem tot vervulling.
Na zijn lijden
zal hij het licht zien en verzadigd worden.
Door zijn zwoegen
zal mijn rechtvaardige dienaar velen rechtvaardigen.
Hij zal zich belasten met hun fouten.
Tweede lezing: Hebr. 4, 14-16
Broeders en zusters,
nu wij een verheven hogepriester hebben,
een die de hemelen is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God,
nu moeten wij vasthouden aan onze belijdenis.
Want wij hebben een hogepriester
die in staat is mee te voelen met onze zwakheden.
Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld,
precies zoals wij, afgezien dan van de zonde.
Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade,
om barmhartigheid en genade te verkrijgen
en tijdige hulp.
Evangelie: Mc. 10, 35-45
Toen kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,
naar Jezus toe en zeiden:
“Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.”
Hij antwoordde hun:
“Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?”
Zij zeiden Hem:
“Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter- en de ander aan uw linkerhand moge zitten.”
Maar Jezus zei hun:
“Ge weet niet wat ge vraagt.
Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink
en met het doopsel gedoopt te worden
waarmee Ik gedoopt word?”
Zij antwoordden Hem:
“Ja, dat kunnen wij.”
“Inderdaad”,
– gaf Jezus toe –
“de beker die Ik drink, zult gij drinken,
en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word,
zult gij gedoopt worden;
maar het is niet aan Mij
u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie dit is bereid.”
Toen de tien anderen dit hoorden,
werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen:
“Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij u niet het geval zijn;
wie onder u groot wil worden
moet dienaar van u zijn,
en wie onder u de eerste wil zijn moet aller slaaf wezen,
want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienen
en om zijn leven te geven als losprijs voor velen.”
zaterdag 19 oktober 2024
19 oktober H. Paulus van het Kruis Wij verkondigen de gekruisigde Christus.
Paulus werd geboren in 1694 te Ovada in Ligurië (Italië). Als jongeman was hij zijn vader behulpzaam in de handel, maar na enige tijd voelde hij zich geroepen tot een hoger levensideaal. Hij deed afstand van zijn bezit, bood zijn diensten aan hulpbehoevenden, armen en zieken aan en wist een aantal volgelingen om zich heen te verzamelen. Na zijn priesterwijding gold zijn inspanning hoe langer hoe meer het eeuwig heil van de mensen. Hij ontplooide een grote apostolische werkzaamheid, stichtte tehuizen en legde zich zware boetedoeningen op. Hij stierf te Rome op 18 oktober 1775.
Uit een brief van de heilige Paulus van het Kruis († 1775)
Wij verkondigen de gekruisigde Christus.
Het is heel goed en heilig om over het lijden van de Heer na te denken en het te overwegen, omdat wij langs deze weg tot een heilige vereniging met God komen. In deze zo heilige school leren wij de ware wijsheid; daar hebben immers alle heiligen ze leren kennen. Als de kruisboom van onze lieve Jezus dieper wortel heeft geschoten in uw hart, zult u zingen: ‘Lijden en niet sterven’, of ook: ‘Ofwel lijden ofwel sterven’, of nog beter: ‘Lijden noch sterven, maar mij alleen volkomen tot de wil van God bekeren.’
De liefde is immers een kracht die verenigt, zij maakt de folteringen van haar geliefde goede Heer tot de hare. Dit vuur dat tot het merg doordringt, verandert de minnaar in de beminde. Doordat de liefde zich op ondoorgrondelijke wijze met de smart verbindt en de smart met de liefde, komt een zekere vermenging van liefde en smart tot stand. Deze wordt zozeer tot een eenheid dat men niet langer de liefde van de smart, noch de smart van de liefde kan onderscheiden. Daarom verheugt de liefhebbende ziel zich in haar smart en juicht ze in haar smartelijke liefde.
Blijft daarom standvastig in de beoefening van alle deugden, vooral in de navolging van de lijdende lieve Jezus, want dat is het hoogtepunt van een zuivere liefde. Handelt zo dat het voor allen duidelijk is dat u niet alleen innerlijk maar ook uiterlijk het beeld van de gekruisigde Christus draagt, die het voorbeeld is van alle mildheid en zachtmoedigheid. Wie namelijk innerlijk met de Zoon van de levende God verenigd is, draagt zijn beeld ook uiterlijk door de voortdurende beoefening van een heldhaftige deugdzaamheid, vooral door een krachtdadig geduld dat nooit klaagt, noch in het geheim noch in het openbaar. Verbergt u dus in de gekruisigde Jezus en verlangt niets anders dan dat allen zich in alles tot zijn wil bekeren.
Als u eenmaal echte minnaars van de Gekruisigde bent geworden, zult u het feest van het kruis onophoudelijk in de tempel van uw eigen innerlijk vieren, doordat u in stilte lijdt en op geen enkel schepsel vertrouwt. Omdat wij feesten in vreugde moeten vieren, moeten de minnaars van de Gekruisigde het feest van het kruis vieren door in stilte, met een vrolijk en opgewekt gezicht te lijden. Zo blijft het voor de mensen verborgen en is het Hem alleen bekend die het hoogste goed is. Op dit feest wordt altijd een feestmaal aangericht waarbij de wil van God als spijs wordt gebruikt, naar het voorbeeld van onze gekruisigde liefde (vgl. Joh. 4, 34).
vrijdag 18 oktober 2024
18 oktober - H. Lucas, evangelist De Heer volgt hen die Hem verkondigen.
Lucas was van heidense afkomst. Na zijn bekering werd hij de metgezel van de apostel Paulus. In overeenstemming met diens prediking schreef hij zijn evangelie. In een ander werk, de Handelingen van de Apostelen, gaf hij een beeld van de kerk in haar beginperiode: hij beschreef daarin de voornaamste gebeurtenissen tot aan Paulus’ eerste verblijf in Rome.
Uit een homilie van de heilige paus Gregorius de Grote († 604) over het evangelie
De Heer volgt hen die Hem verkondigen.
Geliefde broeders en zusters, onze Heer en Verlosser vermaant ons nu eens met woorden, dan weer met daden. Ook die daden zijn immers geboden: terwijl de Heer stilzwijgend iets doet, maakt Hij duidelijk wat wij moeten doen. Zo zendt Hij zijn leerlingen twee aan twee uit om het woord te verkondigen (vgl. Lc. 10, 1), omdat er twee geboden van liefde zijn, namelijk liefde tot God en liefde tot de naaste.
Twee aan twee zendt de Heer zijn leerlingen uit om het woord te verkondigen. Zo geeft Hij ons stilzwijgend de wenk dat iemand die geen liefde heeft voor de ander, het ambt van de verkondiging in geen geval op zich mag nemen.
Terecht staat er: Hij ‘zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan’ (Lc. 10, 1). Immers, de Heer volgt hen die Hem verkondigen: de verkondiging komt het eerst en daarna komt de Heer in onze geest wonen. Eerst komen de woorden om ons aan te sporen en door die woorden neemt de geest de waarheid in zich op. Daarom zegt Jesaja tot deze verkondigers: ‘Baant voor de Heer een weg, maakt rechte paden voor onze God’ (Jes. 40, 3). Daarom ook zegt hun de psalmist: ‘Baant Hem een weg, die opstijgt boven de ondergaande zon’ (Ps. 68 (67), 5 - Vulg.). Want boven de ondergaande zon is de Heer opgestegen: in het lijden is Hij immers ondergegaan, maar door zijn verrijzenis heeft Hij zijn grootste heerlijkheid geopenbaard. Boven de ondergaande zon is Hij opgestegen, omdat Hij de dood die Hij onderging, door zijn verrijzenis heeft overwonnen. Voor Hem die boven de ondergaande zon is opgestegen, banen wij een weg door u zijn heerlijkheid te verkondigen. Dan zal de Heer wanneer Hij na ons komt, uw geest verlichten door met zijn liefde bij u te zijn.
Luisteren wij naar wat Christus de verkondigers die Hij gezonden heeft, te zeggen heeft: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten’ (Lc. 10, 2). Voor die grote oogst zijn maar weinig arbeiders, zo moeten wij helaas met grote droefheid vaststellen. Er zijn genoeg mensen die het goede horen, maar te weinig die het zeggen. De wereld is vol priesters, maar toch vinden wij bij de oogst van God maar heel zelden een arbeider. Weliswaar hebben wij het priesterambt op ons genomen, maar het werk dat dit met zich meebrengt, laten wij liggen.
Overdenkt toch, geliefden, overdenkt wat de Heer zegt: ‘Vraagt de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten’ (Lc. 10, 2). Bidt voor ons, dat wij de kracht zullen hebben om te doen wat voor u waardevol is. Bidt dat onze tong niet verlamd raakt om u te blijven aansporen. Bidt dat wij, die de taak van de verkondiging op ons hebben genomen, niet door ons zwijgen bij de rechtvaardige Rechter ter verantwoording worden geroepen.
donderdag 17 oktober 2024
17 oktober - H. Ignatius van Antiochië, bisschop en martelaar - Ik ben de tarwe van God: ik word gemalen door de tanden van de wilde dieren.
Als opvolger van de apostel Petrus stond Ignatius aan het hoofd van de kerk van Antiochië. Ter dood veroordeeld, werd hij naar Rome gevoerd om voor de wilde dieren geworpen te worden. Zo werd zijn getuigenis voor Christus onder keizer Trajanus in het jaar 107 met de marteldood bekroond. Tijdens zijn overtocht naar Rome schreef hij zeven brieven, gericht aan verschillende kerken. Daarin komen zijn wijsheid en kennis tot uitdrukking, als hij uitweidt over de persoon van Christus, de hiërarchie van de kerk en het christelijk levenspatroon. Reeds in de vierde eeuw werd hij te Antiochië op 17 oktober herdacht
Uit de brief van de heilige martelaar Ignatius, bisschop van Antiochië († 107), aan de Romeinen
Ik ben de tarwe van God: ik word gemalen door de tanden van de wilde dieren.
Ik schrijf aan alle kerken en druk allen op het hart dat ik graag sterf voor God, als gij het mij maar niet verhindert. Ik smeek u: laat uw welwillendheid mij niet ongelegen komen. Laat mij toch voedsel zijn voor de wilde dieren. Daardoor kan ik tot God komen. Ik ben de tarwe van God en door de tanden van de wilde dieren word ik gemalen om zuiver brood van Christus te worden. Smeekt Christus voor mij, dat ik door deze werktuigen mag worden tot een offergave voor God.
De vreugde van de wereld en alle koninkrijken van deze aarde kunnen mij niet helpen. Voor mij is het beter te sterven voor Jezus Christus dan te heersen over de uiteinden der aarde. Hem zoek ik die voor ons gestorven is, naar Hem verlang ik die voor ons is opgestaan. Mijn geboorte is nabij. Vergeeft mij, broeders en zusters. Belet mij niet te leven, laat niet toe dat ik sterf. Levert mij niet uit aan deze wereld, want ik wil van God zijn. Verleidt mij niet met dit aardse bestaan, maar laat mij het heldere licht ontvangen: eenmaal daar gekomen, zal ik pas ten volle mens zijn. Laat mij het lijden van mijn God navolgen. Ieder die Hem in zich draagt, zal weten wat ik verlang; hij zal met mij medelijden en begrijpen wat mij kwelt.
De vorst van deze wereld wil mij meevoeren en mijn verlangens die op God gericht zijn, misleiden. Laat dan toch niemand van u die aanwezig zijt, hem helpen; wilt liever mijn helper worden, dat wil zeggen: van God. Wilt toch niet Jezus Christus in de mond nemen, terwijl gij de wereld in uw hart draagt. Laat er geen nijd onder u wonen. Zelfs wanneer ik u persoonlijk erom zou vragen, gelooft mij dan niet: schenkt veeleer geloof aan datgene wat ik u schrijf. Immers, ik schrijf u, terwijl ik nog leef met het verlangen te sterven. Mijn liefde is gekruisigd en in mij brandt geen vuur dat naar het aardse verlangt. Levend en sprekend water is in mij, dat in mijn binnenste zegt: ‘Kom tot de Vader.’ Ik vind geen genoegen meer in het voedsel dat vergankelijk is, noch in de vreugden van dit bestaan. Het brood van God verlang ik, dat is het vlees van Jezus Christus, uit het geslacht van David, en als drank wens ik het bloed van Hem, die de onvergankelijke liefde is.
Ik wil niet meer op menselijke wijze leven. Dat zal zo zijn, als gij het wilt. Wilt het dan, zo vraag ik u, opdat ook gij welwillendheid ondervindt. Met weinig woorden smeek ik u: gelooft mij. Jezus Christus zal u openbaren dat ik de waarheid spreek. Hij is de mond zonder leugen, waardoor de Vader waarachtig gesproken heeft. Bidt voor mij, opdat ik het doel bereik. Niet naar het vlees heb ik u geschreven maar naar de geest van God. Wanneer ik zal lijden, dan zijt ge mij welgezind geweest; maar indien ik verworpen word, hebt ge mij gehaat.
Niets blijft u verborgen, wanneer ge jegens Jezus Christus een volmaakt geloof hebt en een volmaakte liefde; het begin is het geloof en het einde de liefde. Vernieuwt u in het geloof: dat is het vlees van de Heer; vernieuwt u in de liefde: dat is het bloed van Jezus Christus.Het begin is het geloof en het einde de liefde.
dinsdag 15 oktober 2024
Prayer of St. Teresa of Avila - Nada te turbe
Gebed H. Teresia van Avilla
Nada te turbe, nada te espante,
quien a Dios tiene, nada le falta
Nada te turbe, nada te espante,
solo Dios basta
Vertaling:
Laat niets je verontrusten,
laat niets je beangstigen:
Wie God heeft ontbreekt niets.
God alleen is genoeg.
Heilige Teresia van Avila "Hoe God tot de ziel spreekt"
maandag 14 oktober 2024
zondag 13 oktober 2024
Overweging 2 bij 28e zondag door het jaar B - God geeft wat geen mens of geld de mens geven kan.
Duidelijk wordt dat de mens die het geld dient niet God kan dienen. Geld vult de beurs, maar geld vervult niet het diepste verlangen van de mens. De drang naar steeds meer geld verlamt alle andere krachten in het leven van de mens. Het blikveld wordt dan zo klein dat er geen plaats meer is voor de nood van de naaste, geen plaats meer is voor God. Eigenlijk kennen wij allemaal het gevaar van de rijkdom. Maar meestal ontdekken wij dat gevaar wel bij anderen maar niet bij ons zelf. Toch is in het leven de grootte van de rijkdom niet maatgevend, maar wel de innerlijke binding. Die in zijn leven voor het geld gaat, vereenzelvigt zich uiteindelijk het leven met alles wat gekocht en verkocht kan worden. Het is daarom goed dat-wij allen naar de vermaning van Jezus in het evangelie van vandaag luisteren. Geloven betekent de laatste levenswaarden van God verwachten en daarbij zoveel innerlijke vrede ervaren dat de lok van geld geen invloed meer heeft op ons leven. De rijkdommen van het hart zijn een van gave van God aan mij als mens.
Wie gelooft vertrouwt zich helemaal toe aan God zodat hij zich geen zorgen maakt voor morgen en zodat ik vrij kan staan tegenover geld en bezit. Voor de mensen schijnt dit onmogelijk te zijn, maar voor God niet! Bij Hem is alles mogelijk! Vandaag roept het evangelie ons allemaal op om innerlijk vrij door het geven te gaan en alles te verwachten van God die de mens geeft wat hij fundamenteel nodig heeft en wat geen mens of geld de mens geven kan.
Overweging 1 bij 28e zondag door het jaar B - Vaste grond onder de voeten.
Mensen worden niet graag geconfronteerd met armoede. De schrijnende t.v.-beelden kunnen pijn doen, maar het comfort en de materiële genoegens hebben het leven van velen getekend. Ze kunnen niet meer zien waar het in het leven op aankomt. Meer dan ooit wordt het spreekwoord bevestigd : ´het zijn sterke schouders die de weelde kunnen dragen !´
Inderdaad, de groei naar een volwaardige persoonlijkheid vraagt dat we niet al te veel waarde hechten aan bezit, dat we proberen om ons niet vast te klampen aan het materiële.
Door de overontwikkeling van onze luxe- en consumptiemaatschappij verlangen mensen altijd naar méér. Ze worden het slachtoffer van de wegwerpmaatschappij. Hun diepste verlangens blijven daardoor onbevredigd en kunnen zelfs verstikt worden. Zo wordt voor mensen, wat ze hebben belangrijker dan wat ze zijn. Ze hebben er geen oog voor dat zij hun bezittingen verworven hebben, dankzij en met de hulp van, veel anderen. En dan........ ja, je gaat er op achteruit.
Wanneer bezittingen ons in hun greep krijgen, dan is er geen plaats meer voor een echte ontmoeting met mensen, dan zal Gods stem diep in ons hart vrij vlug niet meer zijn waar te nemen, dan kunnen we niet meer aan de liefdevolle God denken.
Als we sober leven en ons niet vastklampen aan bezittingen, dan kunnen we ontdekken dat het leven ons méér te bieden heeft : zaken die ons echt goed doen. En dan kunnen we zelfs zien dat er in ons leven een dragende grond is, dat we vaste grond onder onze voeten hebben, dat er een toekomst voor ons is die blijft.
In een wereld waarin onthechting, om eens een ouderwets woord te gebruiken, en soberheid dikwijls bestempeld worden als iets van vroeger, zijn wij uitgenodigd om het sprekend bewijs te leveren dat de woorden van het evangelie nog altijd actueel zijn.
Lezingen H. Mis 28e zondag door het jaar B Want voor God is alles mogelijk
Uit het boek Wijsheid.
Ik bad en inzicht werd mij geschonken,
ik smeekte en de geest der wijsheid kwam over mij.
Ik verkoos haar boven scepters en tronen,
en in vergelijking met haar
beschouwde ik rijkdom als niets;
zelfs de kostbaarste steen stelde ik met haar niet gelijk,
want alle goud is vergeleken met haar slechts stof,
en zilver niet meer dan slijk.
Ik hield van haar meer dan van gezondheid en schoonheid,
en ik stelde haar boven het licht.
Want de glans die zij uitstraalt verbleekt nooit.
Met haar vielen mij alle goederen ten deel
en dank zij haar verwierf ik rijkdommen zonder tal.
Tweede lezing (Hebr. 4, 12-13)
Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters,
het woord van God is levend en krachtig.
Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard
en het dringt tot het raakpunt van ziel en geest,
van gewrichten en merg.
Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens.
Geen schepsel is voor Hem verborgen,
alles ligt open en bloot voor zijn ogen.
Aan Hem hebben wij rekenschap af te leggen.
Evangelie (Mc. 10, 17-30)
Toen Jezus zich weer op weg begaf,
kwam er iemand aanlopen,
die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester,
wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”
Jezus antwoordde:
“Waarom noemt ge Mij goed?
Niemand is goed dan God alleen.
Ge kent de geboden:
Gij zult niet doden,
gij zult geen echtbreuk plegen,
gij zult niet stelen,
gij zult niet vals getuigen,
gij zult niemand te kort doen,
eer uw vader en uw moeder.”
Hij gaf Hem ten antwoord:
“Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.”
Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak:
“Eén ding ontbreekt u;
ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen,
daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel,
en kom dan terug om Mij te volgen.”
Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen,
omdat hij vele goederen bezat.
Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen:
“Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben
het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”
De leerlingen stonden verbaasd over wat Jezus zei.
Daarom herhaalde Hij:
“Kinderen,
wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Voor een kameel is het gemakkelijker
door het oog van een naald te gaan
dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.”
Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar:
“Wie kan dan nog gered worden?”
Jezus keek hen aan en zei:
“Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God:
want voor God is alles mogelijk.”
Daarop nam Petrus het woord en zei:
“Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.”
Jezus antwoordde:
“Voorwaar, Ik zeg u:
“Er is niemand die huis, broers, zusters,
moeder, vader, kinderen of akkers
om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,
of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud
aan huizen, broers, moeders, kinderen en akkers,
zij het ook gepaard met vervolgingen,
en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.”