zaterdag 10 oktober 2020

10 oktober Bisdom Roermond: Gedachtenis (en feest in Maastricht) van O.L.Vrouw Sterre der Zee


Ad. Welters, pr. [1888-1970]:
 
Legende van O.L.Vrouw, Sterre der Zee

De “Sterre der Zee” is wel de schoonste, de grootste, de meest vermaarde onder de Limburgse Lieve Vrouwtjes.
Wat een rijkdom van de lieflijkste legenden omlijsten als een bloemenkrans haar aantrekkelijk beeld. Nu eens straalt haar glorie uit over een hele eeuw, vol van gunsten en gaven, dan weer verdonkert haar Sterre  achter wolken van vervolging en ongeloof, zodat men zich afvraagt: “Waar is de Sterre?”
Aan alle oude Maastrichtse kerken haast, heeft zij haar bezoek gebracht, en menig klooster onderhoudt trouw haar familierelaties met Haar.
Grote mannen en vrouwen, die een zegen werden voor de stad, hebben bij het beeld der “Sterre der Zee”hun roeping tot grote daden vernomen.
Door haar machtige voorspraak werden zieken gezond en zelfs dode kinderen leven, en lange,lange processies trekken van heinde en verre over de oude wegen naar haar heiligdom.
Nee! Een mirakelboek van de “Sterre der Zee” is door al die eeuwen niet bewaard, noch geschreven, maar is stad en streek niet één levend boek vol gebedsverhoringen en wonderbare feiten! Iedere straat vormt een hoofdstuk, ieder Maastrichts huis kan een hele bladzijde volschrijven van verhoorde gebeden; en op menig stille kamer , kon de arme mensenziel jubelen van overwinning van een strijd tussen de verschoten Dwaalster en deze opgaande Morgenster. Zoals Maastricht in haar naam Maria’s naam bewaart, zo bewaart Maria in haar Hart deze stad in deugd en heiligheid.
O Maria, “Sterre der Zee”, verlicht de stad Maastricht!...
Des avonds als de winkels en kantoren gesloten en de kleinen ter ruste zijn, komen ze geschoven langs de zware torenmuren der Basiliek en bidden trouw de rozenkrans in het schemerlicht der kaarsen. Moeder Maria slaapt nooit, ook ’s nachts waakt en luistert zij, als op de stille ziekenkamer de arme zieke kermt en kreunt, of worstelt met de dood. Hier wandelt ze in haar sterrenmantel door de besneeuwde straten van de O.L.Vrouwekerk terug naar de Minderbroederskerk en moeder Anna volgt. Straks zal zij het luide verkondigen , dan Maria zelf de oude bidweg wee=r heeft aangegeven en als getuige zal zij tonen het spoor der gouden schoenen door de straten en de poedersneeuw op de mantelzoom.
En van geslacht op geslacht zullen ze weer trekken, de Maastrichtenaren , als moeder Anna, door donkere uren en moeilijke tijden die eeuwenoude bidweg achter Maria, met de rozenkrans in de hand, met de Ave’s op de lippen, totdat wij eens samen het slotlied zingen veilig en warm voor Moeders troon hierboven: “En danken U eeuwig, o Sterre der Zee!”

Uit het boekje Legende van de Sterre der Zee willen wij hier slechts één legende aanhalen, namelijk van “De zingende muur”.
In één der oude straatjes van Oud-Maastricht woonde eens een timmerman. Hij was arm en moest dagelijks een hard stuk brood verdienen voor zichzelf, voor vrouw en kinderen.                                                                                                                                                                                                              
 Maar nooit had hij geklaagd over zijn lot, hij vertrouwde op God, en bad maar altijd door, zelfs onder het hameren en kloppen, tot Maria, de “Sterre der Zee”. Wanneer zomers de vensters van zijn werkplaats open stonden, dan zong hij oude Marialiederen, die hij vroeger als koraal geleerd had, en de mensen in de buurt kwamen aan de vensters luisteren, zó mooi als hij zong.
Zoals iedere Maastrichtenaar was ook hij een kind van Maria en een groot vereerder van de “Sterre der Zee”.
Maar onze timmerman was de laatste jaren erg stil geworden, het was alsof er een ziekte knaagde in zijn binnenste. Het was niet de armoede, die hem neersloeg, en werk had hij genoeg, maar het moest iets anders zijn.
Soms zat hij stil bij het open vuur en bleef dan maar altijd staren naar die lange vlammen, als tongen zó rood. De vurige vonken konden dan als vinnige bijen op zijn klere springen, hij sloeg ze niet eens weg.
Hij zat maar altijd te prakkezeren… soms sprong hij plotseling als uit een slaap wakkeer en langzaam ging hij door de achterdeur weer naar zijn werk. Nu ja, men moest toch ook eten. Dan keek zijn vrouw hem meewarig na en zij begreep niets van het vreemde gedrag van haar man. Eens op een avond, toen zij uit zuinigheid de koperen lamp hadden uitgeblazen en ze samen in het donker de rozenkrans gebeden hadden, kwam haar man los. “Vrouw!” zo riep hij uit! “Waar is toch de Sterre der Zee? Al jaren lang heeft dat geduurd. De kerken gesloten, de paters verjaagd, de klokken hangen stom in de torens en niemand roept ons meer naar de kerk. Vreemden zijn hier de baas,  en wij het eigen volk moeten maar toezien. En het ergst van al, waar is de Sterre der Zee? Geen mens weet er iets van!” Zo klaagde de arme man zijn opgekropt leed om het dierbare beeld, dat in deze bange tijden zo goed verborgen was, dat niemand het meer wist te vinden.
“Och!”zei de vrouw “laten we maar bidden en vertrouwen”.
“Onze Lieve Vrouwke zal ons wel niet verlaten, al verbergt zij ook haar ster achter de wolken. Maar ik heb een plan! Laten we eens acht dagen de bidweg doen, misschien dat dat wel helpt!”En de volgende avond rond acht uur, toen het werk gedaan was en de kinderen naar bed gebracht waren, trokken door de sombere straten van de oude stad twee donkere gestalten met de rozenkrans in de hand. Zo gingen zij acht dagen lang, en sommige avonden had het z;ó hard geregend dat de timmerman en zijn vrouw doornat thuis kwamen. Maar wat gebeurde de achtste dag? Toen de timmerman ’s avonds aan de schaafbank stond, hoorde hij plotseling een gezang zó schoon en fijn of duizend muggen door de werkplaats zweefden. Stil legt hij zijn hamer neer en blijft luisteren met open mond. Op zijn kousen sluipt hij naar het venster om toch maar niets te missen van die wondere muziek. Hij kijkt naar buiten of het misschien zijn kinderen zijn, die zingen, maar nee,  zij spelen beneden op het blauwe plaatsje. Dan roept hij zijn vrouw stil met de vinger op de mond en met verwonderd gelaat staan ze daar tegenover elkaar te luisteren, vanwaar die muziek toch komen kan. Alle kamers, ja, zolder en kelder worden doorzocht, maar niets is te zien.
Op de werkplaats komen ze weer terug en de timmerman legt zijn oor tegen de muur, of misschien de buurlui muziek maken, maar nee!
Het lijkt of telkens de zang duidelijker wordt,  wanneer hij lang op een bepaalde plek bij de muur komt… en plots herinnert de timmerman zich zijn bidweg en zijn bidden. Het kan niet anders zijn: zijn gebed is verhoord! O. L. Vrouw is nabij en vol blij verwachten vertelt hij het voorgevoel aan zijn vrouw. Dan grijpt hij beitel en hamer en met geweld slaat de sterke man in de witte kalkmuur, dat de stukken springen door het werkhuis.
O. L. Vrouw is nabij!  Zo denkt hij en luider wordt de zang naarmate hij de rode brikken aan stukken slaat. En in heilige ijver werpt hij beitel en hamer opzij en rukt met zijn grove werkhanden de zware brikken uit de muur, zodat er een gat ontstaat zo groot als een mensenhoofd.
Maar vol schrik trekt hij plotseling terug, want vlak voor hem schittert de glanzende kroon van O. L. Vrouw “Sterre der Zee”. En het lijkt hem of de hele muur doorstraald wordt van een helder licht. Daar staat gemetseld in de muur, het wonderbaar, en niemand, hij zelf het minst, vermoedde, dat het zo nabij was. Op het kloppen en breken zijn de kinderen ook één voor één binnengeslopen en allen staren verwonderd naar het stralende beeld, dat méér en méér zichtbaar wordt.
Allen knielen neer en danken God en zijn lieve Moeder, voor de eer hun huis bewezen, en weldra is de hele buurt getuige van de grote vondst.
Vol eerbied wordt nog dezelfde dag het beeld weer naar de kerk gebracht en drukker dan ooit werd in die dagen de bidweg begaan ter ere van Maria.
Dit is de legende van de zingende muur.

Illustratie: Jeanne Hebbelynck [1891-1959].