maandag 1 november 2021

Thomas a Kempis November: Allerheiligen- en Allerzielenmaand "Heimwee naar de hemel"

Thomas a Kempis

Heimwee naar de hemel

Het  enige diep in hun hart levende verlangen van de heiligen tijdens hun leven op aarde was zich niet te conformeren aan deze wereld, maar door verachting van het tijdelijke steeds naar de tegenwoordigheid van Christus en de gemeenschap van de engelen te streven. Daarom beschouwde de heilige apostel Paulus, die Christus vurig beminde, al het aardse als niets en zei uit verlangen naar de hemelse dingen: “Ik verlang heen te gaan om met Christus te zijn” (Fil 1,23).

Niet alle mensen zullen dit wensen, maar alleen degenen die naar de volmaaktheid streven en kunnen zeggen: “Ons vaderland is in de hemel” (Fil 3,20). Weinigen worden er gevonden die zich zo hebben losgemaakt van de wereld dat zij met heel hun wezen naar de eeuwige dingen haken en niet naar tijdelijke rijkdom en naar eer vragen. Die in liefde voor Christus zijn ontvlamd, zich in armoede en zelfverachting verheugen en in deemoed hun gemoed verootmoedigen en zichzelf nauwkeurig onderzoeken vanwege kleine nalatigheden, die de nooddruft van het leven matig en dankbaar genieten en zich hier met weinig tevreden stellen, verachten op rechtschapen wijze de wereld en zijn vrienden van Christus. Zij ijlen naar het vaderland, zijn bereid te sterven om haastig tot bij Christus te komen, omdat er niets meer in deze wereld te vinden is dat hun waarachtig gelukkig zou kunnen maken.

Gelukkig is de ziel die zo’n verlangen in zich draagt en dagelijks in geloof en vertrouwen het ene verlangen bij het  andere voegt en Christus blijft bidden en aanroepen dat voor haar de hemelpoort wordt geopend en zij het Rijk van God mag binnengaan dat allen die geloven is beloofd.

O gelukzalig vaderland, waar eeuwige vreugde woont, bestendige vrede, klare kennis van God, volmaakte liefde en eeuwige zaligheid! Eén dag daar is beter dan duizendmaal duizend hier; want daar is geen gebrek, hier echter groot leed, zelden vrede en onvolmaakte kennis. Wat kunnen wij, armen, weten van de eeuwige gelukzaligheid? Wat vermogen sterfelijke mensen te begrijpen van de ware eeuwigheid en het eeuwige leven, zolang het, zoals de H. Schrift zegt, met een donkere wolk bedekt, voor ons verborgen is? Daarom past het dat een naar God verlangende, maar nog door de duisternis van deze wereld omhulde ziel, naar de vreugde van het eeuwige leven verzucht. Richt dus zonder onderbreken de ogen van uw geest op de gemeenschap van het hemelse vaderland, waar Christus heerst in de heerlijkheid van de Vader in alle eeuwigheid. Amen.