Eerste lezing: Jes. 53, 10-11
De Heer heeft besloten zijn dienaar te vernederen
en hem te doen lijden.
Waarlijk, hij gaf zijn leven als zoenoffer
maar hij zal een nageslacht zien
en het raadsbesluit van de Heer komt door hem tot vervulling.
Na zijn lijden
zal hij het licht zien en verzadigd worden.
Door zijn zwoegen
zal mijn rechtvaardige dienaar velen rechtvaardigen.
Hij zal zich belasten met hun fouten.
Tweede lezing: Hebr. 4, 14-16
Broeders en zusters,
nu wij een verheven hogepriester hebben,
een die de hemelen is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God,
nu moeten wij vasthouden aan onze belijdenis.
Want wij hebben een hogepriester
die in staat is mee te voelen met onze zwakheden.
Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld,
precies zoals wij, afgezien dan van de zonde.
Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade,
om barmhartigheid en genade te verkrijgen
en tijdige hulp.
Evangelie: Mc. 10, 35-45
Toen kwamen Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,
naar Jezus toe en zeiden:
“Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.”
Hij antwoordde hun:
“Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?”
Zij zeiden Hem:
“Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter- en de ander aan uw linkerhand moge zitten.”
Maar Jezus zei hun:
“Ge weet niet wat ge vraagt.
Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink
en met het doopsel gedoopt te worden
waarmee Ik gedoopt word?”
Zij antwoordden Hem:
“Ja, dat kunnen wij.”
“Inderdaad”,
– gaf Jezus toe –
“de beker die Ik drink, zult gij drinken,
en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word,
zult gij gedoopt worden;
maar het is niet aan Mij
u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie dit is bereid.”
Toen de tien anderen dit hoorden,
werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen:
“Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij u niet het geval zijn;
wie onder u groot wil worden
moet dienaar van u zijn,
en wie onder u de eerste wil zijn moet aller slaaf wezen,
want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienen
en om zijn leven te geven als losprijs voor velen.”