|
Guercino Giovanni Francesco Barbieri, God de Vader
en Engel (17e eeuw) |
Collectegebed 29e zondag door het jaar I
U met een oprecht hart dienen
I n l e i d i n g
De aanspreekformule Omnípotens sempitérne Deus
als aanhef van de collecta komt veelvuldig voor in de liturgische traditie: het
is een aanspreekvorm waarmee de bidder zich richt tot de Majesteit van de
Albeheerser (Omnipotens, Pantokrator in het Grieks).
In tweeërlei opzicht wordt in het collectegebed van deze
zondag gevraagd om de passende houding
tegenover de Albeheerser op de eeuwige troon (vgl. Apoc 4,8.2).
Allereerst is dat de genade van een voortdurende wil tot
liefdevolle overgave - semper devotam voluntatem.
In het algemeen moeten we, als we in ons gebed iets
vragen, bereid zijn vóór alles de wil van de Heer te aanvaarden, ook als die
niet samenvalt met onze verlangens. Zo komt de oratie van deze zondag ons
daarbij treffend te hulp.
Denken we in dit kader aan de wijze les van de heilige
Teresa van Avila wier gedachtenis donderdag 15 oktober werd gevierd: “Zijne
Majesteit weet beter wat goed voor ons is; het is niet aan ons Hem raad te
geven over wat Hij moet geven, want Hij kan ons terecht zeggen, dat we niet weten
wat we vragen” (1).
God wil dat we Hem vragen wat we nodig hebben en
verlangen, maar vooral dat we onze wil laten beantwoorden aan de Zijne. Hij zal
ons altijd het beste geven.
Het tweede aspect betreffende de verschuldigde instelling
tegenover de Albeheerser op de eeuwige troon is een dienen met een oprecht hart
- sincero corde servire. Dit dienen omvat alles wat de
mens verricht: gedachten, woorden en werken. Alles wat hij beleeft in zijn
religieus-zijn en in heel het leven.
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
fac nos tibi semper et devotam gerere voluntatem,
et maiestati tuæ sincero corde servire.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige eeuwige God,
maak ons bereid om altijd uw wil te doen
en U met een oprecht hart te dienen.
Werkvertaling
Almachtige, eeuwige God,
maak dat wij aan U
altijd een toegewijde wil toedragen,
en dat wij ook uw Majesteit
met een oprecht hart dienen.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
De oratie is afkomstig uit het oude Sacramentarium
Gelasiense, 561 (Vat.
Reg.lat. 316; 1e helft 8e eeuw. Ed. Mohlberg 1960) en was
in het preconciliaire Missale Romanum van 1962 de collecte van Zondag onder het Octaaf van Hemelvaart.
S t r u c t u u r
1. Omnipotens sempiterne Deus,
2. fac nos tibi semper et devotam gerere voluntatem,
3. et maiestati tuæ sincero corde servire.
Ad 1-2.
Het collectegebed bevat één enkele hoofdzin verdeeld in
twee hoofdzinnen, beide met een
a.c.i.-constructie, nos…gerere en (nos)… servire. Beide hoofdzinnen met a.c.i.-constructie
worden verbonden door de coniunctie et…et,
en voorafgegaan door een drievoudige vocativus, dezelfde als gebruikt voor het
collectegebed van de 27e zondag. God wordt aangeroepen in Zijn
hoedanigheid van Almachtige en Eeuwige. Zie de bespreking aldaar.
Ad 2-3
De hoofdzin opent met de imperatief fac ; geef,
maak, bewerk enz.
De imperativus fac luidt de tweevoudige bede in en
regeert daarmee beide hierboven genoemde a.c.i.-constructies.
Over het gebruik van de imperativus jegens God in de
oraties is reeds eerder gesproken.
De constructie fac nos...gerere is
een a.c.i., accusativus cum infinitivo die in regel 3 wordt doorgetrokken bij et
(nos)...servire. Nos is de subjectsaccusativus die
onderwerp wordt in de vertaling.
Devotam voluntatem
is de objectsaccusativus binnen de a.c.i.-constructie, tibi (dativusvorm van het persoonlijk
voornaamwoord tu) is hier meewerkend voorwerp en verwijst naar God.
De Lewis & Short Dictionary geeft aan dat het
ingewikkelde werkwoord gero, gessi, gestum vele betekenissen heeft
zoals: tevoorschijn brengen, tonen, laten zien, doen, verrichten, hoewel het
voornamelijk betekent "verdragen, gekleed gaan in, dragen, hebben".
In het supplement echter van de grote L&S, Souter's Een verklarende woordenlijst
van Later Latijn, vinden we na de 3e eeuw de betekenis "een
feest vieren, vieren, etc."
Dit wordt bevestigd in het werk van A. Blaise over
liturgische Latijnse woorden; we vinden opnieuw dat gero betekent "vieren". Het L&S zegt dat gerere
in een constructie met een voornaamwoord in de dativus (zoals hier tibi)
betekent "iemands wil doen".
Se gerere betekent zich gedragen.
In de tweede hoofdzin et maiestati tuæ sincero
corde servire - eveneens afhankelijk van de imperatief fac -
is de “accusativus” van de a.c.i.- constructie
af te leiden van het eerder genoemde nos. Dit ‘nos’ mag voor een beter inzicht
in de zinsstructuur herhaald worden. De dativusvorm maiestati tuæ is hier het
object van servire, daar servire altijd een object in de dativus bij zich
draagt
Servire alicui
(alicui, dativus van aliquis) = iemand dienen en niet servire aliquem
(accusativus). In Mattheus 6,24 onderricht Jezus zijn toehoorders met
het woord ANon potestis Deo servire et mammonæ@ - Gij kunt niet God dienen en de mammon. Dit is de reden
voor de dativus-naamvallen maiestati tuæ.
Sincero corde:
bijwoordelijke bepaling in de ablativus geeft de manier of wijze aan: hoe God
te dienen (ablativus modi): met een oprecht hart.
V o c a b u l a r i u m
Maiestas,-atis, hoogheid, verhevenheid, majesteit,
waardigheid, dikwijls synoniem met gloria.
Vroege Latijnse schrijvers zoals Hilarius van Poitiers, Ambrosius en vroege
liturgische teksten, gebruiken dit begrip voor veel meer dan gewoonweg roem of
beroemdheid of uiterlijke schijn. Het begrip gloria in de Latijnse
liturgie kan het equivalent zijn van het bijbels Griekse doxa en het
Hebreeuwse kabod. De Latijnse schrijvers vertalen doxa ook met
woorden als maiestas en claritas. Deze "glorie" en
"majesteit" is een macht van God, die ons omvormt in wat Hij is. Het
is een ons deelgenoot maken aan Zijn eigen glorie. Ons contact met Hem bewerkt
in ons een transformatie die voort zal gaan in de zalige aanschouwing. Telkens
wanneer God met Mozes wilde spreken daalde Zijn tegenwoordigheid in een wolk
van glorie neer (Hebr. shekina). Het aangezicht van Mozes straalde van
zijn ontmoetingen met God en moest met een sluier worden bedekt. Architectonisch
is de Ashekina@ zelfs nu nog in onze kerken aanwezigY ten minste op sommige plaatsen. Meer dan de brandende
lamp is een baldakijn of een sluier die het tabernakel bedekt het ware teken
van de werkelijke en waarachtige tegenwoordigheid. Wanneer wij de sacrale
ruimte van de kerk betreden, moet onze ontmoeting ons omvormen. Wij moeten dus
wel goed voorbereid zijn om de Heer daar te ontmoeten. Goede vertalingen of
goed gebruik van het Latijn door middel van uitstekende handmissaals zijn een
grote hulp bij die voorbereiding.
Voluntas,-tatis
(vr) is het substantief dat bij het werkwoord velle, volui hoort.
devotus,-a,-um:
1) aan God (toe)gewijd; toegewijd, met toewijding 2) godvruchtig, devoot
Het substantief devotio in het klassieke en
christelijke Latijn betekent: vrome toewijding, gehechtheid, offerande (in
liturgische teksten over het vasten of de Vasten) en devotie (in de moderne
betekenis van het woord).
C o m m e n t a a r
Het dienen verheft de mens juist tot de hoogste
waardigheid volgens het gezegde: God dienen
is heersen.
In dit verband herinneren we ons de woorden van Jezus
onderweg met zijn leerlingen naar Jeruzalem wanneer Hij voor de derde maal
spreekt over Zijn lijden, dood en glorierijke verrijzenis (Mt 20). De
leerlingen die het gesprek tussen Jezus en de twee broers Johannes en Jacobus
om de eerste plaatsen in het Rijk der hemelen hebben gehoord worden kwaad waarna
de Heer hen zegt: AGij weet dat de heersers der volkeren hen met ijzeren
vuist regeren en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen. Dit mag
bij u niet het geval zijn, wie onder u groot wil worden moet dienaar van u
zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet slaaf van u wezen, zoals ook de
Mensenzoon niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn
leven te geven als losprijs voor velen@ (Mt 20,24-28).
“Hij
regeert over het heelal door de heerschappij van vrede en liefde die de nieuwe
wereld voorbereidt, de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde” (vgl. 2 Petr
3, 13). Zijn vorstelijk gezag wordt zelfs uitgeoefend ‑ zoals de auteur van
de Brief aan de Hebreeën suggereert ‑ door de hoogste schenking van zichzelf in
de dood “ten gunste van allen”.
Christus
is geen soeverein die zich laat dienen, maar die dient en zich aan anderen
wijdt. Op deze wijze brengt Hij “alle wezens in de hemelen en alle wezens op
aarde, in Hem” (vgl. Ef 1,10).
In dit christologisch perspectief worden wij uitgenodigd onze soevereiniteit
over de schepping niet uit te oefenen door overheersing, maar in liefde” (2).
Het dienstwerk dat Christus heeft verricht liep uit op de
verlossing. Onze houding in navolging van Christus moet zijn een dienen van God
en de naasten met een bovennatuurlijke instelling bij alle gelegenheden die
zich iedere dag aandienen. Dienen is een hulp om het eigen egoïsme te
bestrijden dat ons van onze vreugde dreigt te beroven. Dienen is verlost te
worden van eigen beheptheden en storende fouten, dienen is verlost worden van
zichzelf.
Dienen vraagt versterving en zelfvergetenheid. Anderzijds
ervaren we ook dat dienstvaardigheid soms botst met de mentaliteit van anderen
die alleen aan zichzelf denken.
Voor ons christenen vormt het dienen >onze trots= en onze waardigheid, want zo volgen we Christus na. Wie
vrijwillig uit liefde wil dienen, zal noodzakelijkerwijs veel menselijke en
bovennatuurlijke deugden in het geding moeten brengen. ADeze waardigheid uit zich in de dienstbaarheid naar het
voorbeeld van Christus die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te
dienen. Wanneer men dus in het licht van Christus=houding alleen werkelijk kan >heersen= door te >dienen=, dan eist het dienen tegelijk een zo grote geestelijke
rijpheid welke men terecht met >heersen= aan kan duiden. Om de anderen waardig en doeltreffend te
kunnen dienen, moet men zichzelf kunnen beheersen en daartoe ook de nodige
deugden bezitten die deze zelfbeheersing mogelijk maken@ (3).
Servire Deo regnare est
Het begrip is niet letterlijk uit de H.Schrift afkomstig
maar stamt uit de christelijke traditie.
Vindplaatsen o.a.:
1. Postcommunio van het feest van de H.Irenaeus, bisschop
van Lyon, 28 juni. Preconciliair Missale Romanum. De postconciliaire editie
heeft deze Postcommunio niet meer gehand-haafd.
2. Dogmatische Constitutie Lumen Gentium van het
2e Vatikaanse Concilie (21 nov. 1964), nr. 36 in Artikel 7 - De leken
deelachtig aan de koninklijke taak van Christus.
3. Jan van Ruusbroec in Vanden VII sloten of Een dag
contemplatief leven en werken, nr. I,A: “De grootste eer en de hoogste adel
die op aarde bestaan, is God te dienen, als wij het goed begrepen hebben.
Immers God wijselijk dienen is heersen en een koninkrijk bezitten”.
S a m e n v a t t i n g
Middels dit collectegebed bidden we met de Kerk om echt
christelijk leven: met toegewijde wil ons aan God onderwerpen en zijn
goddelijke Majesteit met oprecht hart dienen. In deze woorden ligt een
aangrijpende diepte. Het is tevens de kern van alle godsvrucht.
Wat Abraham offerde, toen hij zijn enige zoon Isaak wilde
slachtofferen,
wat Maria de Engel antwoordde: Ik ben de dienstmaagd
van de Heer,
wat Christus in doodsangst bad: Vader, laat deze kelk
voorbijgaan, maar niet zoals Ik wil,
wat de kernspreuk van Zijn leven was: Mijn spijs is
het de wil te doen van de Vader,
wat Jezus Christus in Zijn gebed verankerd heeft: Uw
wil geschiede,
dat is de
inhoud van dit collectegebed.
(1)
H.Teresa van Avila, De
innerlijke burcht, 2,8.
(2)
Uit Toespr. Johannes-Paulus II tijdens de algemene
audiëntie, woensdag 26 juni 2002
(3)
Johannes-Paulus II, Encycliek Redemptor Hominis, 21.
Bew.
van J. Zuhlsdorf, WDTPRS en andere auteurs