zaterdag 3 oktober 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Dominica XXVII per annum Ad Officium lectionis




 Lectio altera

E Régula pastoráli sancti Gregórii Magni papæ
(Lib. 2, 4: PL 77, 30-31)

Tweede lezing

Uit de ‘Regula pastoralis’ van de H. Gregorius de Grote, paus
(Lib. 2, 4: PL 77, 30-31

Een herder moet bescheiden zijn in zwijgen, nuttig in zijn woord

Een herder moet zijn: bescheiden in zwijgen, nuttig in zijn woord, hij moet niet uitspreken, wat verzwegen moet blijven, of niet verzwijgen, wat gezegd moet worden. Want zoals het onvoorzichtig spreken tot dwaling kan leiden, zo laat het ongepaste zwijgen diegenen in hun dwaling, die onderricht konden worden. Onbetrouwbare bestuurders, die bang zijn de gunst bij de mensen te verliezen, schrikken dikwijls ervoor terug vrij de waarheid te zeggen. overeenkomstig het woord van de waarheid bezitten zij het geheel niet meer de bezorgdheid van de herder voor zijn kudde, maar dienen als huurlingen, omdat zij bij de komst van de wolf de vlucht nemen, namelijk door zich in stilzwijgen te hullen.

Dezen zijn het, die de Heer door zijn profeet (Jesaja) beschuldigend toespreekt: Stomme honden, die niet kunnen blaffen. En verder (bij Ezechiël): Gij zijt niet in de bres gesprongen, gij hebt geen muur rond het huis van Israël opgetrokken, opdat het staan zou blijven in de strijd op de dag des Heren.  In de bres springen betekent: voor de verdediging van de kudde vrijmoedig ingaan tegen de machthebbers van deze wereld. En staande blijven in de strijd op de Dag des Heren betekent: uit liefde tot de gerechtigheid de strijders weerstaan.

Want vrezen bij een herder de waarheid te zeggen, wat is dat anders dan door te zwijgen op de vlucht gaan? Die, als hij voor de kudde was opgekomen, een muur rond het huis van Israël tegen de vijanden zou hebben opgetrokken. Daarom wordt opnieuw tot het schuldige volk gezegd: Uw (valse) profeten schouwen voor u enkel leugen en waan; zij hebben u uw schuld niet getoond om te bekeren. De Profeten worden in de Bijbelse taal soms leraren genoemd, die het momentele als vluchtig voorbijgaand aanduiden, maat openbaren wat toekomstig is. De goddelijke toespraak verwijt die profeten, dat zij onware dingen zien, omdat zij, aangezien zij bang zijn om schuldigen te berispen, hen tevergeefs vleien met de beroofde veiligheid. Zij, die de boosheid van de zondaars niet openbaren, omdat zij het bestraffende woord verzwijgen.

Het bestraffende woord toch is de sleutel om te openen, want door het vermanen maakt men de schuld bekend, die dikwijls door de schuldige zelf niet wordt gezien. Vandaar zegt Paulus: Hij  (de leider)  moet in staat zijn, om volgens de gezonde beginselen te vermanen en hen die tegenspreken te weerleggen. Daarom wordt door Malachia gezegd: De lippen van de priester moeten de wijsheid bewaren; uit zijn mond moet men naar onderricht vragen, omdat hij een bode is van de Heer der heerscharen. Daarom ook vermaant de Heer door Jesaja: Galm het uit en houd niet op: laat uw stem schallen als een bazuin.

Want de taak van heraut neemt eenieder op zich, die tot het priesterschap toetreedt, om vóór de vreeswekkende komst van de rechter deze zelf door zijn geroep aan te kondigen. Als dus de priester de prediking niet kent, welke stem zal hij dan als zwijgende heraut verheffen? Dat is ook de reden van het feit, dat de Heilige Geest zich op de eerste herders onder de gedaante van tongen neerzette, want zonder twijfel maakte Hij hen, die Hij had vervuld, terstond tot zijn verkondigers.