dinsdag 6 oktober 2020

1 oktober: begin van de Rozenkransmaand

Vitus Deocharis Dambacher: Maria vertrouwt de Rozenkrans toe aan de H. Dominicus Olieverf op doek, 1815, Priorij Thabor

 
Is de meimaand van oudsher bijzonder aan Maria toegewijd, de maand oktober is de maand van de Rozenkrans die in de apostolische exhortatie Marialis cultus (Paus Paulus VI, 2 februari 1974) de „samenvatting van heel het evangelie“ wordt genoemd (nr. 42). De verering van de Kerk die de heilige Maagd en Moeder Gods te beurt valt is een wezenlijk element van de christelijke eredienst (cf. MC nr.56): „Ieder geslacht prijst mij zalig“ (Luc 1,48) riep zij zelf profetisch uit in het Magnificat.

Naast het Magnificat in de dagelijkse Vespers wordt de Moeder Gods deze maand speciaal door de Rozenkrans geëerd, die zij zelf in Fatima als het gebed voor de vrede in de wereld heeft aanbevolen. Het dagelijks bidden van het Rozenhoedje als gebed tot Maria komt helemaal overeen met de nrs. 66-67 en 69 van de Apostolische Constitutie Lumen Gentium van het 2e Vaticaanse Concilie, die handelen over de H.Maagd Maria binnen het Mysterie van de Kerk. De uitnodiging in de inleiding van het Getijdengebed op het Rozenkransfeest van 7 oktober geldt ook voor heel de oktobermaand: aandacht voor de overweging van de mysteries van Christus, waarin de Maagd Maria ons is voorgegaan, doordat zij op unieke wijze verbonden was met de Menswording, het Openbaar Leven, het Lijden en Sterven, en de glorievolle Verrijeznis van Jezus Christus, Zoon van God, als Mens uit haar geboren.

Rond 1400 schreef de karthuizermonnik Adolf von Essen een boekje dat een geweldige uitwerking zou hebben. Het droeg de titel Het Rozentuintje van O.L.Vrouw. Het Rozenkransgebed begon aan zijn zegetocht. De overwinning van de christenen op de Turken bij Lepanto op 7 oktober 1571, behaald onder het teken van de Rozenkrans betekende een grote impuls voor het Rozenkransgebed. In de loop der tijden was de Rozenkrans voorwerp van spot bij degenen die buiten de Kerk stonden, maar ook binnen de Kerk werd dit gebed door velen onderschat. Niettemin wordt het door miljoenen gebeden en geeft de Rozenkrans dag in dag uit ontelbare mensen nieuwe kracht en nieuwe troost. Dit feit kan men juist waarnemen als al het andere niet helpt of onmogelijk is geworden.

Vele pausen, vooral sinds paus Leo XIII (1878- 1903), hebben het Rozenkransgebed dringend aanbevolen: „Opnieuw moeten wij hier op het heilige Rozenkransgebed wijzen. Op ingeving van Maria hebben wij reeds dikwijls tot dit gebed opgeroepen en inderdaad is dit gebed na onze aansporing buitengewoon toegenomen… Op dit ogenblik komt het ons echter voor alsof wij opnieuw de bezorgde stem van de Moeder vernemen die bij ons aandringt: Roep op en laat niet na! En zo willen wij, eerwaarde broeders, opnieuw tot u over de mariale Rozenkrans spreken“ (Lætitiæ Sanctæ).Die 15 Verheißungen der Rosenkranzkönigin

Paus Pius XII (1939-1958) is tijdens het bidden van de Rozenkrans gestorven. Hij voerde de leer van zijn voorganger onveranderd door. „Ofschoon dit gebed (namelijk van de Rozenkrans) zeker niet het einige middel is om de moederlijke bijstand van Maria te verwerven, zijn wij toch van mening dat de mariale Rozenkrans het beste en meest effectieve middel daartoe is; dit gebed overtuigt ons overigens ook van zijn meer hemelse dan aardse oorsprong alsook van zijn innig karakter“ (Ingruentium malorum). Met bijzondere nadruk beklemtoont hij ook het Rozenkransgebed binnen het gezin.

Paus Johannes XXIII (1958-1963) wijst zoals Pius Xl op zijn persoonlijk voorbeeld: „Wij hebben – zoals we hier met bescheiden openheid willen verklaren -  nooit nagelaten, geen enkele dag in al die jaren, de Rozenkrans volledig te bidden, zo dierbaar was hij ons“ (Apostolische brief over de Rozenkrans). Inderdaad heeft Joannes XXIII in zijn latere levensjaren dagelijks het volledige psalter gebeden, dus drie Rozenkransen, en dat ondanks de lasten van zijn hoge ambt. Zo ziet men opnieuw hoe de pausen de uitnodiging van de Moeder Gods in Fatima hebben aangenomen en beantwoord hebben.

In een interview dat in 2000 werd gepubliceerd onder de titel: „God en de wereld. Geloof en leven in onze tijd“ antwoordde paus Benedictus XVI, toen nog kardinaal Jozef Ratzinger eenvoudig op de vraag of hij een bijzonder manier had om de Rozenkrans te bidden:  „Ik doe dat heel eenvoudig, precies zoals mijn ouders hebben gebeden. Beiden hebben veel van de Rozenkrans gehouden. En hoe ouder zij werden, des te meer. Hoe ouder men wordt, des te minder kan men  grote, geestelijke inspanningen volbrengen. Des te meer heeft men anderzijds een innige toevlucht  en een invoegen in het bidden van de Kerk zelf nodig. En zo bid ik gewoon, zoals zij het ook hebben gedaan.“
Op 21 november 2005 zei paus Benedictus XVI in een boodschap aan jongeren het volgende over het Rozenkransgebed: ''Daarom nodig ik jullie uit om iedere dag de Heer te zoeken, die niets anders wil dan dat jullie echt gelukkig zijn. Onderhoudt met Hem een intense en standvastige band in het gebed, en voor zover het jullie mogelijk is, vindt geschikte momenten in jullie dag om uitsluitend in Zijn gezelschap te verkeren. Als jullie niet weten hoe je moet bidden, vraagt dan dat Hijzelf dit jullie leert, en vraagt aan Zijn Hemelse Moeder om met jullie en voor jullie te bidden. Het Rozenkransgebed kan jullie helpen de kunst van het bidden te leren met de eenvoud en de diepte van Maria.''
En op 12 mei 2010 in Fatima: “Laten wij ons hier, waar ons zo dikwijls gevraagd werd de rozenkrans te bidden, aantrekken door de geheimen van Christus, de mysteries van Maria’s rozenkrans. Moge het bidden van de rozenkrans ons in staat stellen onze blik en ons hart op Jezus te vestigen, zoals Zijn Moeder, het niet te evenaren model in het schouwen van de Zoon. Als wij de blijde, lichtende, droeve en glorierijke mysteries bij het bidden van de “Weesgegroeten” overwegen, beschouwen wij het mysterie van Jezus in zijn geheel, van de menswording tot op het kruis en tot de heerlijkheid van de verrijzenis; wij zien de innige deelname van Maria aan dit mysterie en zien ons huidige leven in Christus, dat zo vermengd lijkt met ogenblikken van vreugde en lijden, schaduw en licht, angst en hoop. De genade neemt bezit van ons hart en wekt het verlangen op ons leven indringend overeenkomstig het Evangelie te veranderen, zodat wij met de heilige Paulus kunnen zeggen: “Voor mij is leven Christus” (Fil. 1, 21) in een gemeenschappelijke levensbestemming met Christus.