Vitus Deocharis Dambacher: Maria vertrouwt de Rozenkrans toe aan de H. Dominicus Olieverf op doek, 1815, Priorij Thabor |
Is de meimaand van oudsher bijzonder aan Maria
toegewijd, de maand oktober is de maand van de Rozenkrans die in de
apostolische exhortatie Marialis cultus
(Paus Paulus VI, 2 februari 1974) de „samenvatting van heel het evangelie“ wordt
genoemd (nr. 42). De verering van de Kerk die de heilige Maagd en Moeder Gods
te beurt valt is een wezenlijk element van de christelijke eredienst (cf. MC
nr.56): „Ieder geslacht prijst mij zalig“ (Luc
1,48) riep zij zelf profetisch uit in het Magnificat.
Naast het Magnificat in de dagelijkse Vespers wordt
de Moeder Gods deze maand speciaal door de Rozenkrans geëerd, die zij zelf in
Fatima als het gebed voor de vrede in de wereld heeft aanbevolen. Het dagelijks
bidden van het Rozenhoedje als gebed tot Maria komt helemaal overeen met de
nrs. 66-67 en 69 van de Apostolische Constitutie Lumen Gentium van het 2e Vaticaanse Concilie, die
handelen over de H.Maagd Maria binnen het Mysterie van de Kerk. De uitnodiging
in de inleiding van het Getijdengebed op het Rozenkransfeest van 7 oktober
geldt ook voor heel de oktobermaand: aandacht voor de overweging van de
mysteries van Christus, waarin de Maagd Maria ons is voorgegaan, doordat zij op
unieke wijze verbonden was met de Menswording, het Openbaar Leven, het Lijden
en Sterven, en de glorievolle Verrijeznis van Jezus Christus, Zoon van God, als
Mens uit haar geboren.
Rond 1400 schreef de karthuizermonnik Adolf von
Essen een boekje dat een geweldige uitwerking zou hebben. Het droeg de titel Het Rozentuintje van O.L.Vrouw. Het
Rozenkransgebed begon aan zijn zegetocht. De overwinning van de christenen op
de Turken bij Lepanto op 7 oktober 1571, behaald onder het teken van de
Rozenkrans betekende een grote impuls voor het Rozenkransgebed. In de loop der
tijden was de Rozenkrans voorwerp van spot bij degenen die buiten de Kerk
stonden, maar ook binnen de Kerk werd dit gebed door velen onderschat.
Niettemin wordt het door miljoenen gebeden en geeft de Rozenkrans dag in dag
uit ontelbare mensen nieuwe kracht en nieuwe troost. Dit feit kan men juist
waarnemen als al het andere niet helpt of onmogelijk is geworden.
Vele pausen, vooral sinds
paus Leo XIII (1878- 1903), hebben het Rozenkransgebed dringend
aanbevolen: „Opnieuw moeten wij hier op het heilige Rozenkransgebed wijzen. Op
ingeving van Maria hebben wij reeds dikwijls tot dit gebed opgeroepen en
inderdaad is dit gebed na onze aansporing buitengewoon toegenomen… Op dit
ogenblik komt het ons echter voor alsof wij opnieuw de bezorgde stem van de
Moeder vernemen die bij ons aandringt: Roep op en laat niet na! En zo willen
wij, eerwaarde broeders, opnieuw tot u over de mariale Rozenkrans spreken“ (Lætitiæ Sanctæ).Die 15
Verheißungen der Rosenkranzkönigin
Paus Pius XII (1939-1958)
is tijdens het bidden van de Rozenkrans gestorven. Hij voerde de leer van zijn
voorganger onveranderd door. „Ofschoon dit gebed (namelijk van de Rozenkrans)
zeker niet het einige middel is om de moederlijke bijstand van Maria te
verwerven, zijn wij toch van mening dat de mariale Rozenkrans het beste en
meest effectieve middel daartoe is; dit gebed overtuigt ons overigens ook van
zijn meer hemelse dan aardse oorsprong alsook van zijn innig karakter“ (Ingruentium malorum). Met bijzondere
nadruk beklemtoont hij ook het Rozenkransgebed binnen het gezin.
Paus Johannes XXIII
(1958-1963) wijst zoals Pius Xl op zijn persoonlijk voorbeeld: „Wij hebben –
zoals we hier met bescheiden openheid willen verklaren - nooit nagelaten, geen enkele dag in al die
jaren, de Rozenkrans volledig te bidden, zo dierbaar was hij ons“ (Apostolische brief over de Rozenkrans).
Inderdaad heeft Joannes XXIII in zijn latere levensjaren dagelijks het volledige
psalter gebeden, dus drie Rozenkransen, en dat ondanks de lasten van zijn hoge
ambt. Zo ziet men opnieuw hoe de pausen de uitnodiging van de Moeder Gods in
Fatima hebben aangenomen en beantwoord hebben.
In een interview dat in 2000 werd gepubliceerd onder de titel: „God en de wereld. Geloof en leven in onze
tijd“ antwoordde paus Benedictus XVI, toen nog kardinaal Jozef
Ratzinger eenvoudig op de vraag of hij een bijzonder manier had om de
Rozenkrans te bidden: „Ik doe dat heel
eenvoudig, precies zoals mijn ouders hebben gebeden. Beiden hebben veel van de
Rozenkrans gehouden. En hoe ouder zij werden, des te meer. Hoe ouder men wordt,
des te minder kan men grote, geestelijke
inspanningen volbrengen. Des te meer heeft men anderzijds een innige toevlucht en een invoegen in het bidden van de Kerk zelf
nodig. En zo bid ik gewoon, zoals zij het ook hebben gedaan.“
Op 21 november 2005 zei paus Benedictus XVI in een boodschap aan jongeren
het volgende over het Rozenkransgebed:
''Daarom nodig ik jullie uit om iedere dag de Heer te zoeken, die niets anders
wil dan dat jullie echt gelukkig zijn. Onderhoudt met Hem een intense en
standvastige band in het gebed, en voor zover het jullie mogelijk is, vindt
geschikte momenten in jullie dag om uitsluitend in Zijn gezelschap te verkeren.
Als jullie niet weten hoe je moet bidden, vraagt dan dat Hijzelf dit jullie
leert, en vraagt aan Zijn Hemelse Moeder om met jullie en voor jullie te
bidden. Het Rozenkransgebed kan jullie helpen de kunst van het bidden te leren
met de eenvoud en de diepte van Maria.''
En op 12 mei 2010 in Fatima: “Laten wij ons hier, waar ons zo dikwijls
gevraagd werd de rozenkrans te bidden, aantrekken door de geheimen van
Christus, de mysteries van Maria’s rozenkrans. Moge het bidden van de
rozenkrans ons in staat stellen onze blik en ons hart op Jezus te vestigen,
zoals Zijn Moeder, het niet te evenaren model in het schouwen van de Zoon. Als
wij de blijde, lichtende, droeve en glorierijke mysteries bij het bidden van de
“Weesgegroeten” overwegen, beschouwen wij het mysterie van Jezus in zijn
geheel, van de menswording tot op het kruis en tot de heerlijkheid van de
verrijzenis; wij zien de innige deelname van Maria aan dit mysterie en zien ons
huidige leven in Christus, dat zo vermengd lijkt met ogenblikken van vreugde en
lijden, schaduw en licht, angst en hoop. De genade neemt bezit van ons hart en
wekt het verlangen op ons leven indringend overeenkomstig het Evangelie te
veranderen, zodat wij met de heilige Paulus kunnen zeggen: “Voor mij is leven
Christus” (Fil. 1, 21) in een gemeenschappelijke levensbestemming met Christus.