Hedenmiddag mocht ik uit het Evangelie van
Matteüs de geboorteaankondiging van Jezus voorzingen: het liber generationis van Jezus, de Gezalfde (Messias = Christus), de
zoon van David, de zoon van Abraham. In een repeterend staccato volgen de 3 x 14
generaties elkaar op: A verwekte B, B verwekte C, enz. om heel verrassend te
eindigen met ”Maria uit wie Jezus verwekt werd die de Christus wordt genoemd”.
Matteüs verhaalkt ons dit helemaal vanuit het perspectief van Jozef, die borg
stond voor de Davidische afkomst van Jezus. Maar de oude kerkvaders leerden het
al: ‘aliter docet Matteüs, aliter docet Lucas’. Matteüs onthult ons het geheim
van Jezus’ afkomst, en ook Lucas, maar op een geheel andere manier. Hij laat
ons meekijken vanuit het perspectief van de twee vrouwen die nichten van elkaar
zijn: Elisabeth namelijk en Maria, die beiden op onverwachte wijze nieuw leven
ter wereld brengen: Elisabeth, omdat ze vanwege haar hoge ouderdom niet meet
vruchtbaar is, Maria, omdat ze geen man bekent, zoals de Schrift dat zo mooi
weet te zeggen.
De geboorte van Jezus wordt door Lucas geplaatst
in het kader van een volkstelling, op touw gezet door de Romeinse gezaghebber,
casu quo bezetter, om zo de schatkist van de keizer in Rome te kunnen
spekken. Daartoe moeten Jozef en de
zwangere Maria op weg gaan van het onooglijke Nazareth in Galilea naar het even
onbekende gehucht Bethlehem ten zuiden van Jeruzalem. Aan een schijnbaar
volstrekt onbetekenende geboorte wordt hier een wereldwijde dimensie gegeven,
de grootsheid van het Romeinse Rijk, ja, de hele wereld, wordt het toneel
waarop zich het Nieuwe Leven gaat ontvouwen. Zo wijst als de grote geschiedenis
van de machthebbers met hun wereldrijken is, zo bescheidener is de manier
waarop het Kind ter wereld komt. Zelfs in de karavanserai, een
overnachtingsplek voor reizigers en hun rijdieren, is er voor hen geen plek en
moeten Jozef en Maria zich behelpen met een voederbak, waar herders hun schapen
bijvoeren.
De
opmerking dat het om Maria’s eerstgeboren Zoon gaat heeft verschillende
perspectieven: het verwijst terug naar de bevrijding uit Egypte , het
machtsgebied van de Farao, tegen wie God zei: “Laat Israël, mijn eerstgeborene
gaan”; het verwijst ook vooruit naar de opdracht van Jezus in de tempel. Want
als eerstgeborene behoort Hij op een bijzondere wijze aan God toe. De band
tussen Jezus en God is geheel uniek. Alleen wie dit op aarde weet te schatten,
kan deze ‘glorie van God’ aanvoelen. Niet de machthebbers van deze wereld, maar
herder aan de rand van de samenleving , ‘de armen’, over wie Maria in haar
Magnificat zong. Een engel als boodschapper spoort hen aan op weg te gaan met
woorden als “goed nieuws”, “Redder” en “heil” (vers 10-11), bewoordingen die in
berichtgeving over de Romeinse keizer zwaar politiek beladen waren. Was de
Romeinse keizer niet een verlosser voor zijn onderdanen, een vrede-brenger?
Maar in het geval van Jezus gaat het om een ander soort kiezer. Want de schare
engelen die bij de engelbode aansluit, fungeert als een soort slotkoor met een
vredewens voor alle mensen in wie God welgevallen heeft. Vrede niet als
resultaat van onderdrukking, van machtsuitoefening, of van polderen, maar vrede
volgens het Hebreeuwse ‘sjaloom’, namelijk de vriendschapsband met God,
persoonlijk en collectief, op grond van overgave en vertrouwen, en de
vriendschap met de medemensen op basis van recht en gerechtigheid.
Net als de engelen sluiten de herders hun taak
als boodschappers af met een lofzang. Wanneer het om Gods grote daden gaat, is
dat het passende antwoord van navolging van Maria’s Magnificat en Zacharias’
Benedictus.
In de
Vespers hebben wij gezongen: ‘Mane videbitis gloriam Domini’. Vandaag, vroeg in
de morgen zul je de glorie van de Heer zien.
Geef ons
geloof, Heer, om te kunnen zien wat de herders zagen. De grote God klein
geworden als Kind in de kribbe.
In de liturgie zien en horen we niet alleen als
iets heel lang geleden gebeurd is, nee, we herbeleven hier en nu Jezus’
geboorte, maar dan zijn geboorte in de kribbe van ons hart.
Laat ons
hart een veilige plek zijn, waaraan Jozef en Maria, hun Kind, het Licht van de
wereld, kunnen toevertrouwen. Amen.