Reeks “Oratio
super munera - Gebed over de gaven”
Hoogfeest Heilige Maria, Moeder van God
Octaafdag van Kerstmis
Christus ontvangt brood en
wijn voor de H. Eucharistie
I n l e i d i n g
Schenk ons ook de vreugde van de voltooiing.
De oratio super munera van vandaag verwijst naar het
begin, het begin van het Goede en het begin van de Verlossing. Een
waarschijnlijk motief om de oorspronkelijke oratio post communionem van het
laat zesde eeuwse Leonianum als oratio super munera in het misformulier van 1
januari, het begin van een nieuw
burgerlijk jaar in het Romeinse Missaal van paus Paulus VI te plaatsen, is de
referentie naar twee begrippen die een begin uitdrukken: inchoas en initiis.
Door
een tekstinterpolatie wordt de jubel van het begin nochtans ook op het
hoogfeest van de Moeder Gods betrokken.
Het Lewis & Short Dictionary geeft bij het lemma
“initium” naast gewone betekenissen als “begin, aanvang” ook “geheime sacrale
ritus, heilige mysteries”, waartoe in vroeger tijden alleen christenen werden
toegelaten die de initiatie-sacramenten hadden ontvangen, respectievelijk het
H. Doopsel, H. Vormsel en de H. Eucharistie.
De
context van deze oratie is: a) de octaafdag van Kerstmis met het hoogfeest van
de Moeder van God, met de focus op Maria, als Moeder van Jezus, God en Mens, en
ook als Moeder van zijn Kerk, van ons, de lidmaten van het Mystiek Lichaam van
Christus en bovendien b) al het goede dat God ons geeft (zoals de priester bij
de offeranderitus “Uit Uw milde hand hebben wij het brood en de beker
ontvangen, aan U dragen wij op de vruchten van de aarde en het werk van onze
handen”). Deze gaven worden door de handeling en de woorden van de priester
getransformeerd (“maak het voor ons tot bron van eeuwig leven”) tot Lichaam en
Bloed van Christus. Bij God begint al het goede. Hij heeft ons nodig om met
Zijn plan mee te werken en Hij voltooit alles tot voordeel van ons en tot Zijn
Heerlijkheid.
T e k s t
Missale
Romanum - 1970
Deus, qui bona cuncta inchoas benignus et perficis,
da nobis, de sollemnitate sanctae Dei Genetricis laetantibus,
sicut de initiis tuae gratiæ gloriamur,
ita de perfectione gaudere.
da nobis, de sollemnitate sanctae Dei Genetricis laetantibus,
sicut de initiis tuae gratiæ gloriamur,
ita de perfectione gaudere.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie – 1979
God, al het goede begint bij U en Gij brengt het
tot voltooiing.
Op dit feest van de heilige Moeder van God
herdenken wij met blijdschap
het begin van de verlossing.
Wij bidden U: schenk ons ook de vreugde van de voltooiing.
Werkvertaling
God, die liefdevol al het goede begint en voltooit,
Geef ons, die zich verheugen over het hoogfeest van
de heilige Moeder van God,
zoals wij roemen op de aanvang van Uw genadegaven,
ons [ook] te verheugen over de voltooiing ervan.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
De
oratio super munera (super oblata, secreta) was niet opgenomen in het
preconciliaire Romeinse Missaal, maar heeft een voorloper in het oude
Sacramentarium van Verona, 1006 (Leonianum), Kapittelbibliotheek LXXXV: tweede
helft van de 6e eeuw, waarin een verzameling van oraties voor de maand
september is vervat bestemd voor de wijding van bisschoppen (“in natale
episcoporum”).
Dat is vermoedelijk de
reden waarom de oratie de offergaven niet noemt. Voor een gebed over offergaven
is dit nogal bijzonder. Met het oog op het Mariafeest werd de oorspronkelijke
tekst uitgebreid met de inlassing “de
sollemnitate sanctæ Dei Genetricis laetantibus”.
S t r u c t u u r a n a l y s e
1. Deus, qui bona cuncta inchoas benignus et perficis,
2. da nobis, de sollemnitate sanctæ Dei Genetricis lætantibus,
3. sicut de initiis tuæ gratiæ gloriamur,
4. ita de perfectione gaudere.
2. da nobis, de sollemnitate sanctæ Dei Genetricis lætantibus,
3. sicut de initiis tuæ gratiæ gloriamur,
4. ita de perfectione gaudere.
De tekst van de oratie is eenvoudig opgebouwd en
bestaat uit één enkele hoofdzin met enkele bijzinnen.
Ad 1
Deus, [o] God, anaklese in de
vocativusvorm aan de spits van de oratie, gevolgd door een relatieve bijzin
(qui) waarin de eigenschappen en hoedanigheden van God: dat Hij aan het begin
van al het goede staat en dit ook volmaakt voltooit, worden geroemd. De
relatieve bijzin staat in de indicativusvorm die een feitelijkheid uitdrukt:
het is de ervaring van de gelovige, in vertrouwen biddende mens. De onvoltooid
tegenwoordige tijd wijst tevens op een ervaring die steeds actueel blijft.
Het prædicaat (gezegde) in de openingsregel omvat
twee verba: inchoas, 2e pers. enkelvoud van inchoo, inchoavi,
inchoatum, iets beginnen, aanvangen wat later voltooid, afgewerkt zal worden en
perficis, 2e pers. enkelvoud van perficere, perfeci,
perfectum: gereedmaken, voleinden,tot
stand brengen, verwezenlijken. Van het participium perfecti passivi is het
“Nederlandse” begrip perfect en van het Latijnse substantivum perfectio (r. 4)
perfectie. afgeleid. De tweede vorm van
de stamtijden in het Latijn, in dit geval perfeci, wordt het perfectum genoemd,
de voltooid tegenwoordige tijd.
Benignus, welwillend,
liefdevol, maar ook rijkelijk gevend: prædicatieve bepaling (gezegdebepaling) bij
het relativum qui met Deus als antecedent en naar inhoud gekoppeld aan zowel
inchoas als perficis.
Cuncta bona, alle goede dingen, al het goede – object in twee congruerende
accusativusvormen van de adiectiva
cunctus, -a, - um en bonus, - a, - um, die als substantiva zijn gebruikt.
Ad 2
Da, geef – gezegde,
dat de bede inleidt, in de imperativusvorm, gevolgd door de bijwoordelijke
bepaling nobis (dativus commodi, van voordeel of begunstigde). De tekst
vervolgt met de bijzin de sollemnitate sanctæ Dei Genetricis lætantibus,
[geef] ons, die zich verheugen over het hoogfeest van de heilige Moeder van
God. Deze bijzin geeft nadere uitleg over het antecedent nobis waarbij het
participium præsentis meervoud
lætantibus congrueert met nobis. Het zinsdeel de…Genetricis is een bijwoordelijke
bepaling, gevormd door de ablativusvorm sollemnitate, gedicteerd door het
præpositum de en nader toegelicht door de drie congruerende genitivusvormen sanctæ
Dei Genetricis (genitivus explicativus).
Ad 3 en 4
Had in r.
1-2 de jubel van het begin in ieder geval betrekking op het hoogfeest van de
Moeder Gods, nu richt de blik zich verder op de vreugde van de voltooiing,
die vandaag begint gericht op het einde
van het nieuwe jaar, maar uiteindelijk gericht op de overstijgende vreugde bij
het eschatologische [einde bij het einde der tijden]. Het Altaarmissaal van de
Nederlandse Kerkprovincie interpreteert het begin van de door God geschonken
genade in r. 3 als het begin van de Verlossing en spreekt verder over de
vreugde van de voltooiing. In deze benadering omspant de oratie inderdaad heel
het goddelijk heilswerk vanaf de schepping die goed was, [de zondeval met
daarna] Gods belofte, het concreet in de geschiedenis binnentreden van de
Verlosser (de Menswording zoals wij nu vieren met Kerstmis] zijn lijden,
sterven, verrijzen, hemelvaart, zending van de H. Geest en voltooiing op het
einde der tijden. Dat dit uiteindelijk alles met vreugde te maken heeft, daarop
wijzen de begrippen: lætantibus (r. 2), gloriamur (r. 3) en gaudere (r. 4). In
de vertaling van het Nederlandse Altaarmissaal is het vreugde-accent minder
krachtig weergegeven.
Regel 3 en 4 bevatten een sicut … ita constructie:
twee comparatieve (vergelijkende) bijzinnen waarvan de eerste in de indicativus
staat (gloriamur), vanwege een feitelijke actualiteit, en de tweede in de
infinitivus (gaudere) vanwege de ligging in de toekomst en de zekerheid van
feitelijke vervulling door God te worden verhoord.
De vergelijkende bijzinnen kunnen als object worden gezien van de bede:
da nobis.
De initiis tuæ gratiæ, bijwoordelijke bepaling,
samengesteld uit de ablativusvorm initiis, bepaald door het præpositum de, en
nader gespecificeerd door twee congruerende genitivusvormen.
De perfectione, bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm
bij het verbum gaudere, eveneens bepaald door het voorzetsel de.
S t i j l f i g u r e n
Sierlijk Latijn kenmerkt deze oratie.
Het
drievoudig herhaalde gebruik van het woord “de” (repetetio) hamert op de
oorzaken van de vreugde.
Alliteratie van medeklinkers in regel 1 (bona –
benignus) en in regel 3 (gratiae gloriamur).
V o c a b u l a r i u m
Vandaag een enkel woord over het Latijnse begrip “gloriari” dat
letterlijk “(zich be)roemen op” betekent. De associatie met de Brieven van de
H. Paulus is evident: hij kent het “zich beroemen op” als een “ roemen op de
Heer”: “Wij mogen zelfs roemen op God door Jezus Christus, onze Heer” (Rom 5,
11). “Op niets anders wil ik roemen dan op het Kruis van onze Heer Jezus
Christus, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld” (Gal
6, 14). Om dit roemen gaat het dan ook in de liturgie telkens waanneer dit
woord gebezigd wordt en dat is dikwijls het geval. Het zijn de weldaden van
God, waarop de biddende Kerk roemt: “de perceptis beneficiis non in nobis, sed
in tuo nomine gloriari” – aangaande de ontvangen weldaden niet op ons, maar op
uw Naam te roemen” zegt het Sacramentarium Leonianum (509). Aldus beschouwd is
het “roemen” een lofprijzing op God. Dit
“gloriari” is nauw verwant aan “gratulari”, een uitdrukking voor het vreugdevol
danken: de begiftigde roemt en dankt om hetgeen hij heeft mogen ontvangen.
C o m m e n t a a r
In deze oratie wordt in weinig woorden veel aan de orde gesteld. Ten
eerste, de priester erkent dat alle goede dingen hun begin in God hebben. Wij zijn als Zijn instrumenten daarbij
daadwerkelijk betrokken, maar Hij is degene die ons werk als instrumenten tot
een goede voltooiing brengt: door ons voltooit God het goede.
In de oratie vragen we God 1) te geven dat wij ons verheugen over het feit
dat God goede dingen naar voltooiing en perfectie brengt, en bovendien, 2) om
ons te verlenen dat wij genieten (smaken) van de geheimnisvolle zaken die God in
beweging brengt vanaf het begin tot aan het einde der tijden.
Er zijn voor ons drie oorzaken van vreugde te
onderkennen:
i)
Vreugde over
het plechtige feest van en het feit van Maria's Moederschap, die na te hebben
ontvangen van de H. Geest de Zoon van God ter wereld brengt;
ii)
Vreugde over de
geheimnisvolle gaven van God inclusief het Heilige Misoffer en de genade die
dat geeft aan wie het Doopsel heeft ontvangen en in de vereiste gesteldheid
(staat van genade) is, om te communie te gaan;
iii)
en tenslotte
vreugde over de voltooiing van de Schepping aan het einde der tijden.
“Ik ben er zeker van dat Hij die het goede werk in u begonnen is, het
zal voltooien tegen de dag van Christus Jezus”, schrijft de heilige apostel
Paulus aan het begin van zijn brief aan de Filippenzen. Dat geloof staat aan de
basis van het geloof in de eerste christentijden, datzelfde onveranderde en
onveranderlijke geloof moet ook ten grondslag liggen aan ons geloof in deze tijd. Dat wensen
wij u toe en dat bidden wij u toe, speciaal in deze tijd.
(Onder dankzegging deels ontleend aan teksten van father J. Zuhlsdorf (WDTPRS), J. Pascher, Die Orationen des Missale Romanum Papst Paul VI. I. Tl. en anderen.
(Onder dankzegging deels ontleend aan teksten van father J. Zuhlsdorf (WDTPRS), J. Pascher, Die Orationen des Missale Romanum Papst Paul VI. I. Tl. en anderen.