Eerste lezing (Jes. 35, 1-6a.10)
Zo spreekt de Heer:
“Woestijn en steppe zullen zich verheugen,
jubelen en bloeien de dorre vlakte.
Pronken zal zij met lelies,
van blijdschap jubelen en juichen.
De glorie van de Libanon valt haar ten deel,
de luister van Karmel en Sjaron.
Zij zullen de glorie van de Heer aanschouwen,
de luister van onze God.
Maak slappe handen sterk,
geef kracht aan knikkende knieën.
Spreek tot allen, die de moed verloren hebben:
Vat moed en vrees niet.
Uw God komt om de wraak te voltrekken,
God komt om te vergelden en om u te redden.
Dan gaan de ogen van de blinden weer open
en zullen de oren van de doven geopend worden.
De lamme zal springen als een hert
en jubelen zal de tong van de stomme.
Die door de Heer verlost zijn,
zullen weer terugkeren.
Jubelend komen zij naar Sion,
hun hoofden omgeven met eeuwige vreugde.
Zij zullen vreugde verkrijgen en blijdschap,
en pijn en gejammer nemen de vlucht.”
Tweede lezing (Jak. 5, 7-10)
Broeders en zusters,
hebt geduld tot de komst van de Heer.
De boer, die uitziet naar de heerlijke vrucht van zijn land,
kan alleen maar geduldig wachten,
totdat de winter- en voorjaarsregens gevallen zijn.
Ook gij moet geduldig zijn en moedig,
want de komst van de Heer is nabij.
Klaag elkaar niet aan;
dan valt ge zelf onder het oordeel.
Denkt eraan:
de rechter staat al voor de deur.
Broeders en zusters,
neemt een voorbeeld aan de lijdzaamheid
en het geduld van de profeten,
die gesproken hebben in de naam van de Heer.
Evangelie (Mt. 11, 2-11)
In die tijd hoorde Johannes in de gevangenis
over de werken van de Christus
en hij liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen:
“Zijt Gij de komende,
of hebben wij een ander te verwachten?”
Jezus antwoordde hun:
“Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet:
blinden zien en lammen lopen,
melaatsen genezen en doven horen,
doden staan op
en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.
Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”
Toen zij vertrokken waren,
begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes:
“Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien?
Naar een riethalm door de wind bewogen?
Waar zijt gij dan wèl naar gaan zien?
Naar iemand in verfijnde kleding?
Die verfijnde kleding dragen
zijn te vinden in de paleizen der koningen.
Waartoe zijt gij dan uitgetrokken?
Om een profeet te zien?
Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet!
Hij is het over wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor U uit,
die de weg voor uw komst zal bereiden.
Voorwaar, Ik zeg U:
Onder hen die uit vrouwen geboren zijn,
is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper.
Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen
groter dan hij.”