maandag 30 december 2019
31 december H. Silvester I, paus Lectio divina Leo de Grote - Geboorte van de Heer: geboorte van de vrede.
In het jaar 314 tot bisschop van Rome gewijd, stond Silvester onder de regering van Constantijn de Grote aan het hoofd van de kerk, in een tijd dat het schisma van de Donatisten en de ketterij van de Arianen veel onheil stichtten. Hij stierf in 335 en werd in de catacombe van Priscilla aan de Via Salaria bijgezet.
TWEEDE LEZING
Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)
Geboorte van de Heer: geboorte van de vrede.
De Zoon van God heeft het niet in strijd met zijn verhevenheid geacht als kind te leven en op te groeien tot volwassenheid. Na al wat Hij heeft gedaan in de nederige staat die Hij voor ons had aangenomen, heeft Hij de triomf bereikt van zijn dood en verrijzenis. Dit alles is nu voorbij. Maar toch hernieuwt het feest vandaag voor ons Jezus’ heilige geboorte uit de maagd Maria. En terwijl wij met eerbied de geboorte van onze Verlosser gedenken, vieren wij onze eigen oorsprong.
De geboorte immers van Christus is de oorsprong van het christenvolk, en de geboortedag van het hoofd is ook de geboortedag van het lichaam.
Ofschoon iedere mens geroepen wordt op zijn tijd, en alle kinderen van de kerk door de tijd van elkaar zijn onderscheiden, toch zijn de gelovigen die in de doopvont tot leven kwamen, allen tezamen met Christus in deze geboorte op dezelfde wijze voortgebracht. Zij zijn immers ook met Hem in zijn lijden gekruisigd en in zijn verrijzenis ten leven gewekt, en in zijn hemelvaart met Hem geplaatst aan de rechterhand van de Vader.
Iedereen die waar ook ter wereld gelooft en in Christus wordt herboren, wordt door deze wedergeboorte een nieuwe mens, nadat hij gebroken heeft met het oude door zijn vroegere levensweg te verlaten. Als zodanig stamt hij niet af van een natuurlijke vader, maar is hij geboren uit de Verlosser die Mensenzoon is geworden, opdat wij kinderen van God zouden zijn.
Als Hij immers niet door deze vernedering tot ons was afgedaald, had niemand, hoe rijk ook aan verdiensten, tot Hem kunnen opklimmen.
Vandaar dat juist de grootheid van de gave die ons geschonken is, een verering van ons vraagt die overeenkomt met haar luister. Want zoals de Apostel leert, ‘hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt. Hij doet ons inzien al wat God ons in zijn genade gegeven heeft’ (1 Kor. 2, 12). Hij nu wordt op geen andere wijze passend geëerd dan door weer aan Hem op te dragen wat wij uit zijn hand hebben ontvangen.
Kunnen wij echter in de schat van Gods vrijgevigheid iets vinden dat zo goed past bij de viering van dit hoogfeest als de vrede? Bij de geboorte van de Heer werd zij het eerst door de zang van engelen verkondigd.
Deze vrede is het immers die kinderen van God voortbrengt door de liefde te voeden en de eenheid tot stand te brengen. Vrede is de rust van de gelukzaligen en hun eeuwige woonplaats. De vrucht van de vrede en haar bijzondere weldaad is het dat zij ons uit de wereld neemt en met God verenigt.
Laten zij dan ‘die niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren zijn’ (Joh. 1, 13) aan de Vader de eensgezindheid aanbieden van vredelievende kinderen. Laten alle aangenomen ledematen zich nu verenigen met de Eerstgeborene van de nieuwe schepping die niet gekomen is om zijn eigen wil te doen, maar de wil van degene die Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 6, 38). Want de Vader heeft door zijn genade geen eigenzinnige of onderling verdeelde mensen tot erfgenamen gekozen, maar mensen met gelijke gevoelens en eensgezinde liefde. Zij die naar eenzelfde beeld herschapen zijn, moeten ook één zijn van hart.
De geboortedag van de Heer is de geboortedag van de vrede, want zo zegt het de Apostel: ‘Hij is onze Vrede, Hij die de twee werelden één heeft gemaakt. Of wij nu jood zijn of heiden, in Hem hebben wij in één Geest de toegang tot de Vader’ (Ef. 2, 14.18).