Het wapen van de liefde
Gisteren hebben wij de Geboorte
in de tijd gevierd van onze eeuwige Koning; vandaag vieren wij het roemvolle
lijden van zijn strijder.
Gisteren toch
heeft onze Koning, gehuld in de mantel van het vlees, zich verwaardigd, uit de
voorhof van de maagdelijke schoot getreden, de aarde te bezoeken; vandaag ging
een strijder, naar buiten gekomen uit de tent van zijn lichaam, als triomfator naar de hemel.
Hoewel onze Koning
de allerhoogste is, kwam Hij voor ons wel in een nederige gedaante, maar Hij
kon niet voor niets komen. Hij schonk namelijk zijn strijders een grote gave,
waardoor Hij hen niet alleen overvloedig rijk maakte, maar ze ook sterkte om
volkomen onoverwinnelijk te strijden. Want Hij bracht hun de gave van de
liefde, die de mensen in gemeenschap zou brengen met de Godheid.
Wat Hij met zich
bracht, deelde Hij uit; Hij werd er zelf niet armer door, maar op wonderbare
wijze verrijkte Hij de armoede van zijn getrouwen en bleef zelf toch vol met
nooit verminderende schatten.
De liefde dan, die
Christus vanuit de hemel naar de aarde bracht, verhief nu Stephanus van de
aarde tot in de hemel. De liefde, die eerst in de Koning heerste, schitterde
daarna in zijn strijder.
Om volgens zijn
naam “Stephanus” [Grieks: kroon] de kroon te verdienen, had hij als zijn wapen
de liefde, en werd daarmee overal overwinnaar. Uit liefde tot God week hij niet
voor de woedende joden; uit naastenliefde sprak hij ten beste voor de mensen
die hem stenigden; uit liefde wees hij de dwalenden te recht, om ze tot inkeer
te brengen; uit liefde bad hij voor die hem stenigden, dat ze niet gestraft
zouden worden.
En zie: nu
verheugt Paulus zich met Stephanus; met Stephanus geniet hij Christus’
heerlijkheid, met Stephanus juicht hij, met Stephanus heerst hij. Want waar
Stephanus voorging, gedood door de stenen van Paulus, dáárheen is Paulus
gevolgd, geholpen door de gebeden van Stephanus.
Wat een waarachtig
leven, mijn broeders, waar Paulus niet beschaamd is over het doden van
Stephanus, maar Stephanus zich verheugd over de gemeenschap met Paulus, omdat
de liefde in beiden jubelt. De liefde toch in Stephanus overwon de wreedheid
van de joden; de liefde in Paulus bedekte een menigte van zonden; in beiden
verdiende de liefde gelijkelijk het Rijk der hemelen.
Derhalve is de
liefde de bron en de oorsprong van alle goed, een uitstekende vesting, de weg
die leidt naar de hemel. Wie in de liefde wandelt, kan niet dwalen, niet
vrezen. Zij toch bestuurt, beschermt, geeft leiding.
Daarom, broeders,
nu Christus de ladder van de liefde heeft opgesteld, waarlangs ieder christen
naar de hemel kan opstijgen: houdt nu stevig vast aan de zuivere liefde,
betuigt elkaar die liefde en stijgt op door in haar vorderingen te maken.
(Uit de Preken van de H. Fulgentius, bisschop van
Ruspe [Noord-Afrika], 3, 1-3.5-6: CCL 91A, 905-909)