I n l e i d i n g
Op Nieuwjaar, de octaafdag van Kerstmis, viert de Kerk het Hoogfeest van de Heilige Maria, Moeder van God: het goddelijke en maagdelijk Moederschap van God. Wie regelmatig onze commentaren bij de collectegebeden leest weet dat juist in dat gebed kernachtig de essentie van de liturgische tijd wordt samengevat. De Heilige Liturgie van de Kerk is niet primair als onderricht bedoeld. Liturgie strekt tot eer aan God en heil van mensen. Liturgie heeft echter ook -en in geval van het collectgebed kernachtig- een beoogd catechetisch effect. Dat wil zeggen dat wij daardoor de essentie van de liturgische tijd horen en van daaruit kunnen ervaren, Zo ook vandaag: vandaag vieren wij het mysterie van de Menswording van God door Maria, de Heilige Maagd, door wie wij "de Gever van het leven mochten ontvangen".
T e k s t
Missale Romanum 1970
Deus, qui salutis æternæ, beatæ Mariæ virginitate fecunda, humano generi præmia præstitisti, tribue, quæsumus, ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus Fílium tuum auctorem vitæ suscipere.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
God, door het moederschap van de heilige Maagd Maria hebt Gij de rijkdom van de verlossing aan de mensen geschonken. Wij bidden U: laat ons de voorspraak ondervinden van haar door wie wij de Gever van het leven mochten ontvangen: Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer.
L i t u r g i s c h e b r o n n e n
GeV 993 : II, XLVIII. In Assumptione sanctæ Mariæ (= Vat. Reg. 316 = het zogenaamde Sacramentarium Gelasianum of Gelasianum Vetus, 9e eeuw), het Gregorianum en andere tradities.
G e t u i g e n i s v a n d e V a d e r s
G e t u i g e n i s v a n d e V a d e r s
Ambrosius, De Incarnatione, 6, 54 (PL 16, 867 C):
Ergo ex nobis accepit, quod proprium offeret pro nobis, ut nos redimeret ex nostro: et quod nostrum non erat, ex suo nobis divina sua largitate conferret. Secundum naturam igitur se obtulit nostram, ut ultra nostram operaretur naturam. De nostro sacrificium, de suo præmium est: [...]. Secundum conditionem etenim corporis in utero fuit, natus est, lactatus est, in præsepio est collocatus, sed supra conditionem virgo concepit, virgo generavit; ut crederes quia Deus erat, qui novabat naturam; et homo erat, qui secundum naturam nascebatur ex homine.
Uit ons heeft Hij ontvangen, wat Hij als het eigene zou offeren voor ons, opdat Hij ons vanuit het onze zou verlossen: en wat niet het onze was zou Hij voor ons uit het Zijne door zijn goddelijke vrijgevigheid bijdragen. Hij offerde zich dus volgens onze natuur, opdat Hij boven onze natuur uit zou werken. Uit de onze komt het offer, uit de Zijne de beloning: [...]. Immers volgens de natuur van het lichaam werd Hij in de schoot gedragen, is Hij geboren, gezoogd en neergelegd in een kribbe, maar boven deze natuur uit heeft een Maagd ontvangen, een Maagd voortgebracht opdat ge zoudt geloven dat Hij God was die de natuur vernieuwde, en Mens die volgens de natuur uit een mens geboren werd.
I n h o u d
Alle goeds vindt zijn oorsprong in God. Wij zijn Gods instrumenten maar Hij brengt met en door ons hetgeen wij doen tot voltooiing. God heeft ons door de Maagd Maria de krans van het eeuwige heil geschonken. Met deze gedachte begint de oratie. Dat zij niet zegt "door de Maagd Maria", maar : "door de vruchtbare maagdelijkheid van Maria" zou bij de eerste aanblik teruggevoerd kunnen worden op een zekere voorliefde van de Latijnse oratietaal. Blijkbaar volgt de eigen oude tekst van de Latijnse, de Gelasiaanse en Gregoriaanse overlevering met deze uitdrukkingswijze een bepaald oogmerk: De "virginitas fecunda", "de vruchtbare maagdelijkheid" is als een paradox, die ook elders in de Heilige Schrift gebruikt wordt, maar daar in ieder geval betrekking heeft op het oude, respectievelijk nieuwe Godsvolk.
Jesaja zegt: "Jubel, onvruchtbare, die nooit hebt gebaard, breek uit in gejuich en gejubel, die geen barensnood kent; want talrijker zullen de zonen der verlatene zijn, dan die der gehuwde" (Jes 54,1).
Ergo ex nobis accepit, quod proprium offeret pro nobis, ut nos redimeret ex nostro: et quod nostrum non erat, ex suo nobis divina sua largitate conferret. Secundum naturam igitur se obtulit nostram, ut ultra nostram operaretur naturam. De nostro sacrificium, de suo præmium est: [...]. Secundum conditionem etenim corporis in utero fuit, natus est, lactatus est, in præsepio est collocatus, sed supra conditionem virgo concepit, virgo generavit; ut crederes quia Deus erat, qui novabat naturam; et homo erat, qui secundum naturam nascebatur ex homine.
Uit ons heeft Hij ontvangen, wat Hij als het eigene zou offeren voor ons, opdat Hij ons vanuit het onze zou verlossen: en wat niet het onze was zou Hij voor ons uit het Zijne door zijn goddelijke vrijgevigheid bijdragen. Hij offerde zich dus volgens onze natuur, opdat Hij boven onze natuur uit zou werken. Uit de onze komt het offer, uit de Zijne de beloning: [...]. Immers volgens de natuur van het lichaam werd Hij in de schoot gedragen, is Hij geboren, gezoogd en neergelegd in een kribbe, maar boven deze natuur uit heeft een Maagd ontvangen, een Maagd voortgebracht opdat ge zoudt geloven dat Hij God was die de natuur vernieuwde, en Mens die volgens de natuur uit een mens geboren werd.
I n h o u d
Alle goeds vindt zijn oorsprong in God. Wij zijn Gods instrumenten maar Hij brengt met en door ons hetgeen wij doen tot voltooiing. God heeft ons door de Maagd Maria de krans van het eeuwige heil geschonken. Met deze gedachte begint de oratie. Dat zij niet zegt "door de Maagd Maria", maar : "door de vruchtbare maagdelijkheid van Maria" zou bij de eerste aanblik teruggevoerd kunnen worden op een zekere voorliefde van de Latijnse oratietaal. Blijkbaar volgt de eigen oude tekst van de Latijnse, de Gelasiaanse en Gregoriaanse overlevering met deze uitdrukkingswijze een bepaald oogmerk: De "virginitas fecunda", "de vruchtbare maagdelijkheid" is als een paradox, die ook elders in de Heilige Schrift gebruikt wordt, maar daar in ieder geval betrekking heeft op het oude, respectievelijk nieuwe Godsvolk.
Jesaja zegt: "Jubel, onvruchtbare, die nooit hebt gebaard, breek uit in gejuich en gejubel, die geen barensnood kent; want talrijker zullen de zonen der verlatene zijn, dan die der gehuwde" (Jes 54,1).
De Apostel Paulus gebruikt dit begrip als motivering voor zijn geestdriftige lof op de Kerk: "Maar het Jeruzalem van omhoog is vrij, en dat is onze moeder" (Gal 4,26).
Ook in de oratie van deze dag gaat het om het nieuwe Godsvolk, en niet enkel om de Moeder van de Heer, maar ook om de vele kinderen van de Maagd, de broeders van haar Zoon. In ieder geval hecht de oratie waarde aan de paradox, en deze is daardoor effectiever dan wanneer gezegd zou worden: "door de maagdelijke Moeder".
Dat God ons door Maria de zegekrans van het eeuwige heil heeft geschonken, verkrijgt in het gebed de vorm van een persoonlijke bemiddeling. God heeft Maria door haar tot Moeder van zijn Zoon uit te nodigen een bepaalde plaats in zijn heilsplan aangewezen. Deze plaats geeft de Kerk het recht te mogen hopen op de persoonlijke tussenkomst van Maria en staat haar (de Kerk) toe in het gebed om deze tussenkomst te vragen. Het gebed zou Maria's Middelaarschap willen gevoelen (sentiamus). Waarin zij bemiddelen moet, is niets minder dan het "Leven", waarvan de Schepper ("Auctor") Maria aan de mensheid heeft geschonken. De Schepper van het leven geeft leven door zijn Verrijzenis, nadat Hij de dood had ondergaan.
Het begrip "auctor vitæ" komt uit de preek van Petrus tot het volk na de genezing van de lamme aan de tempelpoort, de "Schone" genoemd: "Maar de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden" (Hand 3,15).
Naast de titel van "auctor vitæ" wordt Christus in de Brief aan de Hebreeën aangeduid met de titels "auctor salutis" (Bewerker van het heil / Aanvoerder naar het heil) (2,10) en "auctor fidei" (Leidsman en Voleinder van het geloof) (12,2).
In het Getijdengebed van de Kersttijd in de hymne A solis ortus cardine van de Lauden wordt Christus in de 2e strofe betiteld als “auctor sæculi” (Schepper van de wereld, in de 5e strofe van de hymne van de Vespers Christe, redemptor omnium als “auctoren adventus tui” (Bewerker van uw komst) en in de 2e strofe van de hymne Radix Iesse floruit van het Lezingenofficie op 1 januari als auctor lucis (Schepper van het licht)
Vindplaatsen:
1. J. Pascher & W. Dürig, Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottien 1981, Dl. 1.
2. Father John Zuhlsdorf WDTPRS
3. Lauren Pristas "The Collects of the Roman Missals" Bloomsbury 2013
1. J. Pascher & W. Dürig, Die Orationen des Missale Romanum Papst Pauls VI. St. Ottien 1981, Dl. 1.
2. Father John Zuhlsdorf WDTPRS
3. Lauren Pristas "The Collects of the Roman Missals" Bloomsbury 2013