maandag 9 december 2019

Over de komst van de goddelijke Verlosser. Christus werd verwacht.



Als wij Jezus zouden vragen: “Wie heeft U aangekondigd ? Waar is van U voorzegd hoe uw leven zou aflopen?” zou Jezus kunnen zeggen:
2000 Jaar voordat Ik kwam werd aan een man met de naam Abraham voorzegd, dat hij de stamvader van een groot volk zou worden.  2000 Jaar voor mijn komst werd aangekondigd dat Hij, die uit dit volk zou voortspruiten, de lang Verwachte van de volkeren zou zijn, dus van de Joden als ook van de heidenen. 

700 Jaar voordat Ik kwam, werd mijn geboorteplaats opgetekend. Bethlehem, het kleinste van de vorstelijke steden van Juda, moest de plaats zijn, waaruit de Verlosser zou voortkomen. 700 Jaar voor mijn komst  werd verkondigd dat een maagd Mij ter wereld zou brengen. 

“Zie, de Maagd zal ontvangen en een Zoon ter wereld brengen, en zijn naam zal zijn Emmanuel ”. 700 Jaar voor mijn komst werd verkondigd dat wijzen uit het Oosten zouden verschijnen om Mij hun geschenken van goud, wierook en mirre aan te bieden. 

600 Jaar voor mijn komst was voorzegd dat na een bepaalde tijd, nadat Cyrus de Joden had teruggevoerd, de Verlosser zou komen. 

500 Jaar voor mijn komst werd voorzegd welke karaktertrekken ik zou bezitten, dat Ik minzaam zou zijn en goed voor de mensen, dat Ik echter ook door mijn volk verworpen zou worden. De details van mijn dood werden voorzegd: dat Ik aan handen en voeten ­wonden zou dragen, dat om mijn klederen gedobbeld zou worden en dat met gal en azijn mijn dorst gelest zou worden.

Men heeft 456 profetieën van de komst van Jezus gevonden in de boeken van het Oude Testament.  Maar Jezus is niet alleen door de Oudtestamentische geschriften vooraf verkondigd. Ook de volkeren die buiten de geopenbaarde godsdienst van het Oude Verbond leefden hebben Christus verwacht. 

De Romeinse geschiedschrijver Tacitus bericht dat de volkeren overtuigd waren dat het Oosten het voorrecht zou hebben en dat van daaruit de Heer en Heerser zou komen. 
De Romeinse schrijver uit de keizertijd, Suetonius, schrijft over de algemene overtuiging dat het Joodse volk zou zijn uitverkoren. 
Ook de Chinezen waren ervan overtuigd, dat een Wijze uit het Westen zou komen, uit het Westen, omdat zij in het Oosten woonden. In de annalen van het keizerrijk is bericht over een licht dat het paleis van de keizer helder bescheen; hij bevroeg de wijzen naar de betekenis. Zij wezen hem erop dat dit het teken van de grote Wijze uit het Westen was, wiens godsdienst in zijn land zou worden ingevoerd.
En ook Aeschylos, de Griekse dichter, schrijft, zes eeuwen vóór Christus, in zijn werk Prometheus: “Zie niet uit naar een einde van deze vloek tot God verschijnt, om op Zich te nemen je eigen zonden!”

Christus werd verwacht.
Dat onderscheidt Hem van alle andere gestalten uit de geschiedenis van de godsdiensten die men met Hem pleegt te vergelijken. 

En zijn komst werkte zo op de geschiedenis in, dat Hij haar in twee delen splitste: de tijd vóór zijn komst en de tijd na zijn komst. 

Men heeft geprobeerd de tijdrekening – vóór en na Christus – door die andere: “voor en na de wending van de tijd” te vervangen. 
Maar daarmee heeft men de betekenis van Christus bevestigd, want Hij is het juist in Wie de tijden zich keren, de tijd vóór zijn komst, de tijd van verwachting, en de tijd na zijn komst, de tijd van vervulling. 
“Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet” (Galaten 4,4,)

Met dank ontleend aan de preek van prelaat prof. Georg May, Voorzeggingen van de komst van de Heer.