maandag 29 maart 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada Sancta, Feria II Gloriemur et nos in cruce Domini. Laten ook wij roemen in het kruis van de Heer.


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi
(Sermo Guelferbytanus 3: PLS 2, 545-546)


Tweede lezing

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop
(Sermo Guelferbytanus 3: PLS 2, 545-546)
Laten ook wij roemen in het kruis van de Heer

Het lijden van onze heer en Zaligmaker Jezus Christus is het vertrouwen op de glorie en de leer over het geduld.

Wat toch stellen de harten der gelovigen zich niet voor aangaande Gods genade, als de enige Zoon Gods en de Eeuwige met de Vader het niet voldoende vond om voor hen als Mens uit een mens geboren te worden, maar Zich ook nog liet doden door de handen van die mensen, die Hij geschapen had?

Groot is wat ons door God voor de toekomst is beloofd; maar veel groter is wat we ons herinneren, dat hij reeds voor ons gedaan heeft. Waar waren zij of wat waren zij, toen Christus voor hen als goddelozen stierf? Wie twijfelt er nog aan, dat Hij aan zijn heiligen zijn leven zal geven, Die hun reeds zijn dood heeft geschonken? Wat aarzelt de menselijke zwakheid nog, te geloven dat de mensen eens met God zullen leven?

Reeds is gebeurd wat veel ongelooflijker is: dat God voor de mensen is gestorven.
Want wat is Christus anders dan: in het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God? Dit Woord van God is vlees geworden en heeft onder ons gewoond: Hij was, op zich gnomen, niet in staat voor ons te sterven; alleen kon Hij het, omdat Hij uit ons geslacht menselijk vlees had aangenomen. Zo kon Hij als Onsterfelijke sterven, en zo wilde Hij ook aan sterfelijken het leven geven, om hen, van wie Hij deelgenoot was geworden, later Zijn deelgenoten te maken. Want noch wij konden uit onszelf leven, noch kon Hij uit Zichzelf sterven.
Een wonderbare ruil derhalve was zijn wederzijds deelgenootschap met ons: het ónze was het, waardoor Hij stier, het Zijne is het, waardoor wij zullen leven.

Want niet alleen moeten wij ons niet schamen over de dood van onze Heer en God, maar zelfs daar zeer op vertrouwen en zeer op roemen. Doordat Hij immers de dood, die Hij in ons vond, van ons op Zich nam, gaf Hij de betrouwbare belofte ons het leven te geven, dat in Hem bestaat en dat wij uit onszelf niet kunnen hebben.

Want Die ons zozeer beminde, dat hij zonder zonde voor ons, zondaars, geleden heeft wat wij door onze zonden verdiend hebben – hoe zou Hij, die rechtvaardig maakt, ons niet geven wat hij rechtshalve geeft? Hoe zou Hij, die naar waarheid belooft, niet het loon der heiligen geven, die zonder misdaad de straf voor boosdoeners op zich nam?

Laten wij daarom, broeders, vrijmoedig belijden, of liever laten wij ons erop beroemen, dat Christus voor ons is gekruisigd: en laten we dat niet vol vrees erkennen maar met blijdschap, niet vol schaamte maar gloriërend.
De apostel Paulus zeg Hem en spoorde ons aan te roemen. Hoewel die apostel veel grote en goddelijke dingen zegt, over Christus, zegt hij, dat hij zich niet beroemt op de wonderdaden van Christus, dat Hij, toen Hij God was bij de Vader, de wereld schiep, en dat Hij, toen Hij mens was als wij, de wereld beval, maar hij zegt: Het zij verre van mij te roemen, tenzij op het kruis van Onze Heer Jezus Christus.