vrijdag 29 november 2019

Bij het einde van het liturgisch jaar – Sluiting van de voortgezette Paastijd


Als een ‘gewetensonderzoek’ van de Kerk, op het einde van het liturgisch jaar en als een duidelijk nadenken over onze juiste verhouding tot God, heeft het Getijdengebed (Liturgia Horarum) – nadat het Dies iræ sinds Vaticanum II officieel uit de liturgie van de overleden werd geschrapt – deze dertiende-eeuwse sequens behouden. Niet omwille van het liturgisch patrimonium, maar vanuit de overtuiging wellicht dat de gedachte aan het Laatste Oordeel zeker haar plaats moet hebben in het gebedsleven van de Kerk. Dit Oordeel geldt niet alleen onszelf, maar ook de vele, vele mensen die in zonde sterven, onwetend soms, verdwaasd of God bewust afwijzend... Het bericht en de beelden van de gif drinkende oorlogsmisdadiger Praljak  in de rechtszaal van het Joegoslavië-tribunaal dezer dagen, na geroepen te hebben onschuldig te zijn, heeft ons verbijsterd. Ook deze man heeft in God zijn uiteindelijke Rechter gevonden.
Voor ons volgt daarop straks met de Vespers het officie van de Verrijzenis. Boven alle zonde en dood rijst het leven, voor zover ieder lid van de Kerk aan Christus trouw is. Zijn overwinning op dood en zonde is een werkelijkheid, maar iedere christen moet die realiteit in de eigen persoon en leven werkelijkheid laten worden. Hoe kunnen we dat doen? Sint Augustinus zegt het ons in de laatste lectio altera van dit liturgisch jaar, sprekend over het Alleluia: (…) “Verzacht uw zwoegen door te zingen. Geef u niet over aan lusteloosheid. Zing en ga voort. Wat is dat: ga voort? Vertrek, ga voort in het goede. Want er zijn er volgens de Apostel, die voortgang maken in het slechte. Maar als gij vertrekt, blijf dan lopen. Maar vertrek in het goede, in het ware geloof, in goede zeden. Zing dan en ga voort! (Sermo 256, 3: PL 38, 1193).

Gelovigen  - en voor ons kanunnikessen van het Heilig Graf geldt dat bijzonder -  leven in een Paasspiritualiteit. Zij dragen in hun dagelijks leven het volledige Paasmysterie, dat wil zeggen het leven en de dood en de verrijzenis van Christus met zich mee. Evenzeer als wij met Christus sterven, zullen wij ook met Hem leven (2Tim 2,11:  want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven).
Op dezelfde wijze eindigt de H. Eucharistie als gedachtenis van het Paasmysterie niet met de gekruisigde Christus, maar zij viert ook zijn Verrijzenis, zijn Hemelvaart en zijn Wederkomst in volle majesteit en glorie op het einde der tijden. Telkens wanneer de gedachtenis en de actualisering van het Kruisoffer van Christus in de H.Mis zich voltrekt, voltrekt zich ook het dienstwerk van onze verlossing: een kostbare gedachte die ons het Misoffer verklaart als een viering van Heilige Geheimen.
Het Eucharistisch gebed eindigt op dezelfde wijze met een doxologie – door Hem en met Hem en in Hem- en looft de Heer. Ook het offer van de gelovigen eindigt niet aan het Kruis maar in eeuwige glorie: de glorie van de gelovigen, die worden gered door de zelfgave van Christus en de glorie van God die wil dat allen worden gered.
De Oratio super munera van de tweede zondag door het jaar behelst de passage: Quotiens huius hostiæ commemoratio delebratur, opus nostrae redemptionis exercetur.  Telkens als wij de gedachtenis van dit offer vieren, wordt de verlossing voor ons werkelijkheid.
Vergelijk ook: “Sacrosanctum Concilium” van het 2e Vaticaanse Concilie, nr. 2:
‘Want de liturgie, waardoor, vooral in het goddelijk offer van Eucharistie, "het werk van onze verlossing wordt voltrokken”, draagt er ten zeerste toe bij, dat de gelovigen het mysterie van Christus in hun leven tot uitdrukking brengen en aan anderen openbaren, gelijk ook de echte aard van de ware Kerk, die dit als eigen kenmerk heeft, dat zij menselijk is en goddelijk tevens, zichtbaar en met onzichtbare werkelijkheden toegerust, bruisend van activiteit en zich wijdend aan de beschouwing”.
In ons dagelijks leven komt het Paasmysterie tot uitdrukking in onze houding, in onze activiteiten en relaties die hun vorm en richting steeds vanuit de liturgie moeten ontvangen. Door de voortdurende gelijkvormigheid aan de zelfgave van Christus wordt de geleefde werkelijkheid van ons leven geheiligd en verlost.  Het Kruis moet worden aanvaard om omgevormd te worden. Een verlost leven is een waarlijk verrezen leven waarin zonde, falen en dood tegemoet worden gegaan, daar doorheen worden getrokken en worden overwonnen, niet omwille van zichzelf.
De zelfontlediging is geen oefening in nihilisme, maar erop gericht ruimte te maken voor de vervulling en de volheid van het leven. “Degenen die hun leven verliezen om Mijnentwil, zullen het vinden” (Matt 16, 25). De liturgie van de H. Eucharistie inclusief de bereiding van de gaven op het altaar en de bijbehorende teksten vormen een leerschool in de goddelijk handeling van geven. De gelovigen leren dat het geven van de gaven die zij op hun beurt van God hebben ontvangen inclusief hun eigen persoon is opgedragen om een groter en beter leven van God zelf te ontvangen, dat weer moet worden weggeven in dienst van God en de naaste.
Zo kan de verbinding worden gelegd met de liturgie van de Advent, de tijd waarin de Apostel Paulus ons aanspoort Christus, die komende is tegemoet te gaan, met werken van gerechtigheid en ons te bekleden met de wapenen van het licht ( cf Rom 12, 13).  
“De genade van de Advent laat ons opnieuw de nabijheid ervaren van Hem die de wereld heeft geschapen, die de geschiedenis leidt en die voor ons zorgt, tot en met het hoogtepunt  van Zijn neerdalen tot ons in de Menswording, in de dagelijkse H. Eucharistie.. Dit grote en fascinerend mysterie van God-met-ons, sterker nog: van God die een van de onzen wordt, vieren we op weg naar Kerstmis. In de Advent neemt de Kerk ons bij de hand en wijst ons op de gestalte van Maria, teneinde ook ons de vreugdevolle verwachting van de Heer te laten ervaren, van Hem die ons met zijn verlossende en troostvolle liefde omhelst.
Terwijl ons hart gericht is op de jaarlijkse viering van Christus’ Geboorte, richt de liturgie onze blik ook op het definitieve doel: de ontmoeting met de Heer, die in glans en heerlijkheid zal komen. Daartoe waken wij - die in elke Eucharistieviering Zijn dood verkondigen en belijden dat hij verrezen is, totdat Hij wederkomt in heerlijkheid -  biddend, zoals boven reeds is gezegd. De liturgie wordt niet moe ons aan te moedigen en te ondersteunen door ons in de Adventsdagen de roep in mond en hart te leggen waarmee de H. Johannes de laatste bladzijde van de Apocalyps afsluit: Kom, Heer Jezus, kom!“ (22, 20)
(Cf Paus Benedictus XVI, Toespr. bij de 1e Vespers van de 1e zondag van de Advent, 27.11.2010)
Leggen we ons er dan op toe de Heer als wijze maagden, wakend, biddend en met olie gevulde lampen tegemoet te gaan.

Zalige Adventstijd!

dinsdag 26 november 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXIV per annum Feria IV Væ animæ, si non habuerit Christum in se habitantem! Wee de zielen, als zij Christus niet in zich hebben wonen.


  Ad Officium lectionis 



Lectio altera
Ex Homilíis sancto Macário epíscopo attribútis
(Hom. 28: PG 34, 710-711)

Tweede lezing

Uit Homilieën, toegeschreven aan de H. Macarius, bisschop
(Hom. 28: PG 34, 710-711)
Wee de zielen, als zij Christus niet in zich hebben wonen
Zoals vroeger God, toen hij op de Joden vertoornd was, Jeruzalem overleverde ten aanschouwe van de vijanden, en de inwoners beheerst werden door hen, die hen haatten, terwijl er geen feest meer werd gevierd en geen offer gebracht, zo heeft God, vertoornd op de ziel om haar overtreding van zijn gebod, haar aan vijanden overgeleverd, die haar, aangezien zij haar aldus verleid hadden, geheel hadden misvormd.
En zoals een huis, dat geen bewoner heeft, donker wordt en verwaarloosd, en vol vuil en drek is, zo is het ook gesteld met een ziel, die door God is verlaten; ze danst er met de boze geesten, is vol duisternis van de zonde, vol schandelijke begeerten en oneer.

Wee de weg, als niemand haar bewandelt en men er geen menselijke stem meer hoort! Want hij wordt een schuilplaats voor wilde dieren. Wee de ziel, als de Heer niet in haar wandelt, die met zijn stem de geestelijke dieren van de boosheid uit haar verjaagt! Wee het huis, als de heer er niet woont. Wee de aarde als er geen landman is, die haar bebouwt! Wee het schip zonder stuurman, want het zal door golven en storm geslingerd te gronde gaan! Wee de ziel, als zij de ware stuurman, Christus niet in zich draagt! Want in zware duisternissen op zee heen en weer geschud door de golven der hartstochten en door de boze geesten als door een windstorm bedreigd, zal ze tenslotte omkomen.

Wee de ziel, als zij Hem mist, die haar met zorg kan opvoeden, namelijk Christus, om goede vruchten van de Geest te kunnen voortbrengen! Want als zij verlaten is, en vol distels en doornen, brengt zij tenslotte als vrucht voort, dat zij in het vuur wordt verbrand. Wee de ziel als zij niet haar Heer Christus in zich heeft wonen. Want als zij verlaten is en vol stank van boze hartstochten, bestaat ze alleen nog maar uit verschillende ondeugden.

Want zoals een landman, die zich klaarmaakt om het land te bebouwen, werktuigen en kleding moet nemen, die nodig zijn om te ontginnen, zo heeft Christus – de hemelse Koning en de ware landbouwer, die tot de door de zonden verlaten mensheid kwam – een lichaam aangenomen, het kruis als werktuig gedragen en de verlaten ziel ontgonnen. Hij rukte er de distels en doornen uit van de boze geesten en het onkruid van de zonde, en verbrandde het zondige stro in zijn eigen vuur. Toen Hij haar zo had bewerkt, plantte Hij er de allerschoonste tuin in van de Geest, die alle soorten van de fijnste een aangenaamste vruchten voortbracht voor God, als zijnde zijn Heer.

maandag 25 november 2019

Wat is bidden? De natuurlijke staat van een mens is dat hij bidt.


De natuurlijke staat van een mens is dat hij bidt. Voor sommigen klinkt dat wellicht verrassend en onherkenbaar. In een klooster is deze existentiële dimensie dagelijkse werkelijkheid en hartgrondig ervaren noodzaak. De (post)moderne mens komt in dit opzicht niet zelden veel te kort en weet dat niet eens: “Wij gaan met onze innerlijk­heid om als een analfabeet met een boek in zijn hand. Wij hebben het niet geleerd. Het behoort niet tot de filosofie van wat geleerd zou moeten worden. Men leert slechts om naar buiten toe te werken en invloed te krijgen, bezig te zijn, zijn bezit te vergroten en ervan te genieten. ... Door lange gewenning hebben zich de oren en ogen voor het innerlijk proces gesloten."(E. Bammel. Het begrip rust in de mystiek. Communio, 1994-1, pp. 52 - 53)
Bidden vraagt zorg, aandacht en veelvul­dige beoefening. Juist na ervaring van grote geestelijke armoede kan de mens naar het geestelijke worden toegedreven; temidden van de Leegte ontdekt hij  de Volheid, het Sacrum, het heilige, ook al weet hij dat niet altijd met name te noemen en te duiden.
“Het kan verwonderlijk lijken dat de zorg voor het gebed Uw hart in beslag genomen heeft en het helemaal voor zich heeft opgeëist omdat U namelijk naar de begrippen van deze wereld vooraanstaand bent, rijk en moeder van een zo grote familie, en dientengevolge wel weduwe maar niet alleenstaand. Maar neen, U bent zo verstandig te begrij­pen dat in dit leven en in deze wereld geen enkele ziel in zekerheid kan zijn", schrijft Sint Augustinus aan Proba anno 412 in antwoord op haar vraag aan hem iets over het gebed te schrijven (Aurelius Augustinus. Staat van ontlediging, staat van gebed. Thabor-Brugge 1992, p. 50.) Sint Augustinus geeft in deze brief ook een uitleg aan het schriftwoord "Bidt zonder ophouden". Deze luidt (in vertaling en samengevat) als volgt: "Het niet aflatend verlangen in geloof, hoop en liefde naar het leven bij God: dat is altijd bidden. Maar we smeken God op gezette uren en tijden ook met woorden en wel om ... onszelf aan te sporen om door een blik in ons zelf te zien hoeveel vorderingen we in dat verlangen hebben gemaakt".

Christus laat zich vinden, wanneer men Hem zoekt!

What does the Lord require of you?
The Lord has told you what is good, and this is what he requires of you:
to do what is right, to love mercy, and to walk humbly with your God.
Micha 6,8

Christus wacht niet af, tot wij heilig zijn om vriendschap met ons te sluiten. Hij bemint ons het eerst, en wel, zoals wij zijn.

Als wij Hem zoeken met ons geloof zullen wij Hem ook vinden. Wij moeten gewoon de moed hebben.

Overtuigd dat Hij er is, met Hem spreken. Hem tonen dat wij helemaal zeker zijn van zijn liefde. Als we Hem niet vinden komt dat omdat wij klein van geloof zijn. Dan wacht Hij af totdat wij alle  geloofsmoed bij elkaar geraapt hebben en zo zeker op Hem af gaan, alsof wij Hem zouden kunnen horen en zien.

Men moet het helemaal wagen. Een dapper geloof is Christus aangenaam. Degenen die besluiten Hem tot hun beste Vriend te kiezen, geeft Hij ongetwijfeld vreugde en kracht. Hij antwoordt onmiddellijk, Hij bemoedigt ons álles van Hem te verwachten.

Wie Hem zoekt, vindt Hem. Wie steunt op Hem, wordt door Hem gesterkt. Wie zich aan Hem toevertrouwt, ervaart zijn meest innige liefde.

Zij die contemplatief leven, kunnen zijn vriendschap niet missen!

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXIV per annum Feria III Ad fontem venies, ipsam lucem videbis. Gij zult bij de Bron komen en het Licht zelf zien.

  Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Tractátibus sancti Augustíni epíscopi in Ioánnem
(Tract. 35, 8-9: CCL 36, 321-323)
Ad fontem venies, ipsam lucem videbis
Nos ipsi Christiáni, in comparatióne quidem infidélium, lux iam sumus; unde dicit Apóstolus: Fuístis enim aliquándo ténebræ, nunc autem lux in Dómino; sicut fílii lucis ambuláte. Et álibi dixit: Nox præcéssit, dies autem appropinquávit; abiciámus ergo ópera tenebrárum et induámus nos arma lucis; sicut in die honéste ambulémus.
Tamen quia in comparatióne illíus lucis ad quam ventúri sumus, adhuc non est étiam dies in quo sumus, audi Petrum apóstolum. Delátam dicit Dómino Christo vocem de magnífica potestáte; Tu es Fílius meus diléctus, in quo bene sensi. Hanc vocem, inquit, nos de cælo audívimus delátam, cum essémus cum illo in monte sancto. Sed quia nos non ibi fúimus et istam vocem de cælo tunc non audívimus, ait ad nos ipse Petrus: Et habémus certiórem prophéticum sermónem, cui bene fácitis attendéntes, sicut lucérnæ in obscúro loco, donec dies lucéscat, et lúcifer oriátur in córdibus vestris.
Quando ergo Dóminus noster Iesus Christus vénerit, et, sicut dicit étiam apóstolus Paulus, illumináverit occúlta tenebrárum et manifestáverit cogitatiónes cordis, ut laus sit unicuíque a Deo, tunc præsénte tali die lucérnæ non erunt necessáriæ: non legétur nobis prophéta, non aperiétur codex Apóstoli, non requirémus testimónium Ioánnis, non ipso indigébimus Evangélio. Ergo omnes Scriptúræ tolléntur de médio, quæ nobis in huius sæculi nocte tamquam lucérnæ accendebántur, ne in ténebris remanerémus.
Istis ómnibus sublátis, ne quasi nobis lúceant indigéntibus, et ipsis homínibus Dei, per quos hæc ministráta sunt, nobíscum lumen illud verum clarúmque vidéntibus, remótis ergo his adiuméntis, quid vidébimus? Unde pascétur mens nostra? unde obtútus ille lætábitur? unde erit illud gáudium quod nec óculus vidit nec auris audívit nec in cor hóminis ascéndit? quid vidébimus?
Obsecro vos, amáte mecum, cúrrite credéndo mecum; pátriam supérnam desiderémus, supérnæ pátriæ suspirémus, peregrínos nos esse hic sentiámus. Quid tunc vidébimus? Dicat nunc Evangélium: In princípio erat Verbum, et Verbum erat apud Deum, et Deus erat Verbum. Unde tibi ros inspérsus est, ad fontem vénies; unde rádius per oblíqua et per anfractuósa tibi ad cor tenebrósum missus est, nudam ipsam lucem vidébis, cui vidéndæ ferendæque mundáris. Dilectíssimi, Ioánnes ipse dicit, fílii Dei sumus, et nondum appáruit quid érimus; scimus quia cum apparúerit, símiles ei érimus, quóniam vidébimus eum sícuti est.
Séntio vestros afféctus attólli mecum in supérna; sed corpus quod corrúmpitur, ággravat ánimam; et déprimit terréna inhabitátio sensum multa cogitántem. Depositúrus sum et ego códicem istum, discessúri estis et vos quisque ad sua. Bene nobis fuit in luce commúni, bene gavísi sumus, bene exsultávimus; sed cum ab ínvicem recédimus, ab illo non recedámus.

Tweede lezing
Uit de Verhandelingen op het Johannes-Evangelie, van de H. Augustinus, bisschop
(Tract. 35, 8-9: CCL 36, 321-323)

Gij zult bij de Bron komen en het Licht zelf zien

Wij christenen zijn, in vergelijking met de ongelovigen, reeds een licht. Vandaar zegt de Apostel: Eens waart gij duisternis, nu echter kinderen van het licht. En elders zegt hij: De macht loopt ten einde, de dag breekt aan. Laten wij ons dan ontdoen van de werken der duisternis en de wapenrusting van het licht aantrekken. Laten wij ons behoorlijk gedragen, als op klaarlichte dag.

Maar omdat in vergelijking met dat Licht, waartoe wij zullen komen, zelfs de dag waarin wij leven, nog als nacht is, laten wij een luisteren naar de Apostel Petrus. Hij zegt, dat er voor de Heer Christus een stem kwam van boven, een stem van glorievolle macht: Gij zijt mijn geliefde Zoon, in Wie Ik mijn welbehagen heb. Die stem, zegt hij, hebben wij vanuit de hemel gehoord, toen wij met Hem op de heilige berg waren. Maar omdat wij daar niet waren en wij die stem vanuit de hemel niet hebben gehoord, zegt dezelfde Petrus tot ons: Hierdoor kreeg voor ons het woord van de profeten nog meer gezag. Ook gij doet er wel aan daarop acht te geven als op een lamp, die licht verspreidt in een donkere ruimte tot het ogenblik, dat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.

Wanneer dus onze Heer Jezus Christus komt en Hij, zoals ook de Asostel Paulus zegt, wat in het duister verborgen was, in het licht zal stellen, en openbaar zal maken wat er in de harten omgaat, zodat ieder van God de lof ontvangt,  (die hem toekomt) dan zullen op zo’n dag de lichten niet meer nodig zijn. De profeet zal ons dan niet worden voorgelezen; het boek van de Apostel zal niet worden geopend; wij zullen niet zoeken naar de getuigenis van Johannes; ja, dan zullen wij het Evangelie zelf niet meer nodig hebben. Alle heilige Schriften zullen uit ons midden worden weggenomen, die ons in de nacht van deze wereld als lampen hebben verlicht om niet in de duisternis te blijven.

Als dan al die geschriften zijn weggenomen, om niet langer voor ons te schijnen alsof wij dat nodig hadden, en ons ook de mannen Gods zijn ontnomen, door wie die lampen werden bediend, en die dan met ons het ware en heldere licht zien – als dan al die hulpmiddelen van ons zijn weggenomen – wat zullen wij dan zien? Waarmee zal onze geest dan worden gevoed? Waarin zal die aanschouwing zich dan verheugen? Vanwaar zal die vreugde komen over wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord noch wat er in een mensenhart is opgekomen? Wat zullen wij dan zien?
Ik bezweer u, bemint met mij, loopt in geloof met mij. Laten wij verlangend uitzien naar het vaderland daarboven, laten wij verzuchten naar dat hemelse vaderland, laten wij ons hier voelen als pelgrims. Wat zullen wij dan zien? Laat het Evangelie het zeggen: In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Vanwaar ge tot nu toe slechts een paar dauwdruppels hebt ontvangen, zult ge nu tot de Bron zelf komen. Vanwaar tot nu toe slechts van terzijde een gebroken lichtstraal doordrong tot uw duister hart, zult ge nu onverhuld het Licht zelf aanschouwen, en om dit te zien en te kunnen verdragen wordt ge gereinigd. Johannes zelf zegt: Geliefden, nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat we zullen zijn, is nog niet geopenbaard. Maar wij weten, dat wanneer Hij zich openbaart, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is.
Ik gevoel, dat uw genegenheden met mij naar boven zijn gericht. Maar het sterfelijk lichaam is een last voor de ziel, en de aardse tent belemmert de geest bij het denken. Ik zal dit boek neerleggen, en gij zult uit elkaar gaan, ieder naar het zijne. Het was goed in dit gemeenschappelijk licht; wij hebben ons er echt verheugd en hebben gejuicht; maar al gaan wij ook uit elkaar, van dat licht willen wij niet scheiden.                                                                                                                                                                                                                      

zondag 24 november 2019

St. Catherine of Alexandria short movie with text



Saint Catherine of Alexandria is a canonized saint in the Catholic Church who, per Christian tradition, was martyred around 305 in Alexandria, Egypt. Of course, the Church of the first Millennium was undivided. She is also recognized as the Great Martyr and Saint by the Orthodox Church. There are no surviving primary sources attesting to her existence, but the fact that her memory, and the stories about her, have been kept alive - and handed down in the tradition - certainly confirm her existence, and her life of heroic virtue and holiness.

The young saint was born around 287 in Alexandria, Egypt. At that time, Alexandria was one of the finest cities in the world, and a center of learning and culture as well as faith.

Christian tradition states she was of noble birth, possibly a princess. As a member of the nobility, she was also educated and was an avid scholar. Around the age of fourteen, she experienced a moving vision of Mary and the infant Jesus, and she decided to become a Christian.

Although she was a teenager, she was very intelligent and gifted. When the emperor Maxentius began persecuting Christians, Catherine visited him to denounce his cruelty.

Rather than order her execution, Maxentius summoned fifty orators and philosophers to debate her. However, Catherine was moved by the power of the Holy Spirit and spoke eloquently in defense of her faith. Her words were so moving that several of the pagans converted to Christianity and were immediately executed.

Unable to defeat her rhetorically or to intimidate her into giving up her belief, the emperor ordered her to be tortured and imprisoned.

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXXIV per annum Feria II Quale cuiusque opus, talis est quæstus. Zoals iemands werk is, zo is ook zijn beloning.


Ad Officium lectionis



Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Leónis Magni papæ
(Serm. 92, 1. 2. 3: PL 54, 454-455)
Tweede lezing

Uit de Preken van de H. Leo de Grote, paus
(Serm. 92, 1. 2. 3: PL 54, 454-455)

Zoals iemands werk is, zo is ook zijn beloning

De Heer zegt: Als uw gerechtigheid niet uitgaat boven die van schriftgeleerden en farizeeën, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen. Hoe zal inderdaad de gerechtigheid daarboven uitgaan, als niet de barmhartigheid triomfeert over het oordeel? En wat is zo billijk en rechtvaardig en gerechtvaardigd dan dat het schepsel, gevormd naar het beeld en de gelijkenis van God, zijn Schepper navolgt, die het herstel en de heiliging van de gelovigen gegrondvest heeft in de vergeving der zonden, zodat de gestrengheid van de vergelding werd weggenomen, elke straf werd kwijt gescholden, de schuldige aan de onschuld werd teruggegeven, en zo het einde van de misdaden het begin werd van de deugden?

Hierin kan de schriftelijke gerechtigheid uitgaan boven schriftgeleerden en farizeeën, niet door de wet af te schaffen, maar door het vleselijke inzicht af te wijzen. Vandaar, dat ook de Heer, toen Hij zijn leerlingen de manier van vasten wilde voorhouden, zei: Als gij vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen. Zij vertrekken hun gezicht om de mensen te tonen, dat zij aan het vasten zijn. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Wat voor loon tenzij de lof der mensen? Uit verlangen daartoe wordt dikwijls de schijn van gerechtigheid aangenomen, en waar geen zorg is voor een goed geweten, bemint men de valsheid van de faam; zodat de boosheid, waarvan men zich heimelijk bewust is, zich verblijdt in een op bedrog berustende (goede) naam.

Voor hem, die God bemint, is het voldoende Hem te behagen, Die men bemint; omdat er geen grote beloning verlangd wordt dan de liefde zelf. Want zo is de liefde uit God, omdat God zelf liefde is. Daarom verheugt zich de vrome en reine geest in die mate in het bezit van Hem, dat hij in niets anders buiten Hem zijn genoegen wil vinden. Want zeer waar is het, wat de Heer zegt: Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Maar wat is de schat van de mens anders dan de verzameling van zijn vruchten en van zijn werken? Want wat men zaait, dat zal men ook oogsten, en zoals iemands werk is geweest, zo is ook zijn beloning. Het hart toch zorgt datgene te bereiken, wat hem genot en vreugde brengt, Maar omdat er veel soorten van rijkdom bestaan en voorwerpen van vreugde, die van elkaar verschillen, is voor eenieder het voorwerp van zijn genegenheid zijn ‘schat’. Als dit gaat over een aardse genegenheid, maakt het de mens niet gelukkig door het bezit van dat voorwerp, maar ongelukkig.

Zij echter, die smaken wat boven en niet wat op aarde is, en die niet gericht zijn op het vergankelijke, maar op het eeuwige, bezitten daarin onbederfelijke en verborgen rijkdommen, waarover de Profeet zegt: Onze schat, ons heil is gekomen, wijsheid en kennis en naastenliefde afkomstig van de Heer: dat zijn de schatten van de gerechtigheid, waardoor met de hulp van Gods genade zelfs aardse goederen in hemelse worden omgezet, omdat veel rijkdommen, die ofwel iemand op rechtvaardige wijze zijn nagelaten, of op andere wijze zijn verworven, als instrumenten van naastenliefde gebruik kunnen worden. Als men tot ondersteuning van armen wegschenkt van zijn overvloed, verzamelt men zelfs onvergankelijke rijkdommen. Want wat men aan aalmoezen offert, is niet meer onderhevig aan verkwisting. Zulke mensen hebben met recht hun hart bij hun schat. Want allergelukkigst is het met zijn rijkdommen zó te handelen dat ze groeien, zonder bevreesd behoeven te zijn voor verlies.                                      


zaterdag 23 november 2019

Er is in de refter bij het souper al gedekt voor de postulant!


Alles is klaar voor het intreden van onze postulant na de Eerste Vespers van Christus Koning zometeen!





Lezingenofficie 34e zondag door het jaar Hoogfeest van Christus Koning


Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit het boek van de Openbaring van de Apostel Johannes 1,4-6.10.12-18;2,26.28;3,5.12.10-21

Visioen van de Mensenzoon in zijn majesteit

Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia. Genade zij u en vrede van hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon, en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de eerstgeborene van de doden, de heerser over de vorsten van de aarde. Aan hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd door zijn bloed, die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader – aan hem komt de eer toe en de macht, tot in eeuwigheid. Amen. Op de dag van de Heer raakte ik in vervoering. Ik hoorde achter me een luide stem, die klonk als een bazuin. Ik draaide me om, om te zien welke stem er tegen mij sprak. Toen zag ik zeven gouden lampenstandaards, en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst. Zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol of als sneeuw, en zijn ogen waren als een vlammend vuur. Zijn voeten gloeiden als brons in een oven. Zijn stem klonk als het geluid van geweldige watermassa’s. In zijn rechterhand had hij zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. Zijn gezicht schitterde als de felle zon. Toen ik hem zag viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar hij legde zijn rechterhand op me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. Wie overwint en mij navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken. Ik geef hem macht, zoals mijn Vader die aan mij heeft gegeven. En ik zal hem ook de morgenster geven. Wie overwint zal zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van het leven schrappen, maar juist voor hem getuigen ten overstaan van mijn Vader en zijn engelen. Wie overwint maak ik tot een zuil in de tempel van mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven staan. Ik zal op hem de naam schrijven van mijn God en van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat bij mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen, en ook mijn eigen nieuwe naam. Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij. Wie overwint zal samen met mij op mijn troon zitten, net zoals ik zelf overwonnen heb en samen met mijn Vader op zijn troon zit.

Tweede lezing

Uit de verhandeling over het Gebed van Origenes, priester

Uw Rijk kome

Als het Rijk Gods volgens het woord van onze Heer en Redder niet waarneembaar komt en men niet kan zeggen: Kijk, hier is het, of: daar is het, maar het Rijk Gods in ons is, want het woord is vlak bij, in onze mond en in ons hart, dan zal hij, die bidt, dat het Rijk Gods moge komen – omtrent het Rijk Gods dat men in zich heeft – heel juist bidden, dat het moge opgroeien, vrucht mag dragen en zijn voltooiing vinden. Want in iedere heilige heerst God, en iedere heilige onderhoudt de geestelijke wetten van God, die in hem woont als in een goed bestuurde staat. Want de Vader is bij hem tegenwoordig en Christus heerst samen met de Vader in die volmaakte ziel volgens het woord: Wij zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem vestigen.
Als wij steeds blijven groeien zal dus het Rijk Gods, dat in ons is, zijn hoogtepunt bereiken, als vervuld is, wat de apostel zegt, namelijk dat Christus, na al zijn vijanden onderworpen te hebben, zijn Rijk aan God de Vader zal overgeven, opdat God alles in allen zij. Laten wij hierom zonder ophouden in een door het Woord vergoddelijkte zielestemming bidden en tot onze Vader in de hemel zeggen: Uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome.
Maar dit ook moeten wij omtrent het Rijk Gods bemerken: zoals heiligheid  niets te maken heeft met boosheid,  noch het licht iets  met de duisternis, noch Christus  iets met Belial,  zo kan het Rijk Gods niet bestaan naast het rijk van de zonde.
Als wij dus willen, dat God in ons heerst, mag de zonde geenszins heersen in ons sterfelijk lichaam, maar moeten wij onze aardse ledematen versterven en vrucht voortbrengen in de Geest. Zodat God in ons als in een geestelijk paradijs kan wandelen en alleen in ons kan heersen met zijn Christus, die in ons moge zetelen aan de rechterhand van die geestelijke kracht, die wij verlangen te ontvangen. Moge Hij daar zetelen totdat al zijn vijanden, die in ons zijn, worden tot een voetbank voor zijn voeten, en elke heerschappij, macht en kracht in ons onttroond wordt.
Want dan kan in ieder van ons geschieden, en ook kan daar de laatste vijand, de dood, worden vernietigd, zodat ook in ons Christus kan zeggen: Waar is, o dood, uw prikkel? Onderwereld, waar is uw overwinning? Nu dus moge het bederfelijke in ons zich bekleden met heiligheid en onbederfelijkheid; en het sterfelijke, met uitbanning van de dood, beklede zich met de onsterfelijkheid van de Vader, zodat wij nu reeds onder Gods heerschappij ons te midden van de goederen van de wedergeboorte en de verrijzenis bevinden.

(Cap. 25: PG 11, 495-499) 

vrijdag 22 november 2019

De toetsstenen van ons geloof: Maagdelijke Geboorte en Verrijzenis uit het Graf


In de geschiedenis van Jezus zijn er twee momenten waarop God direct in de materiële wereld ingrijpt: bij zijn Geboorte uit de Maagd en bij zijn Opstanding uit het Graf, waarin Jezus niet is gebleven en zijn Lichaam ook niet tot ontbinding overging. De Geboorte uit een Maagd en de werkelijke Verrijzenis uit het Graf zijn de toetsstenen van ons geloof. Daarom zeggen we op beide: ja.

Uit: Benedictus XVI - Jezus van Nazareth / deel III Proloog . De kinderjaren. 2012

donderdag 21 november 2019

Symboliek in en rondom de liturgie


Godsdienstige symbolen hebben tegelijkertijd te maken met de werkelijkheid, zoals die zich van dag tot dag voordoet, als met de werkelijkheid van hogere orde, de goddelijke werkelijkheid. Het woord "symbool" is ontleend aan het Griekse "symballein" dat zoveel betekent als bij elkaar brengen. Aangezien een mens tegelijk een lichamelijk en een geestelijk wezen is, heeft hij stoffelijke tekens en symbolen nodig om de geestelijke werkelijkheid uit te drukken en waar te nemen. Wij hebben een taal, symbolen en tekens nodig om met elkaar in contact te treden, wij hebben ook symbolen en tekens nodig om in contact te treden met God (verge­lijk Katechismus van de Katholie­ke Kerk nummer 1146).

God spreekt met ons door zijn zichtbare schepping; in het eerste boek Koningen gaan een storm, een aard­beving en het vuur voor Jahweh uit en dan volgt het suizen van een zachte bries: "zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot". Dan klinkt de stem van God. Ook de constitutie over de H. Liturgie spreekt over de "signa sensi­bili­a" -de zintuiglijke waarneembare tekenen- waar­mee de onzichtbare werkelijkheid wordt opgeroepen en de heiliging van de mens wordt bewerkt en de openbare eredienst volledig wordt voltrokken. Het vuur van de Paasnacht, het water van het Doop­sel, het brood en de wijn in de eucharistie, de handoplegging krijgen in kader van de litur­gie een bijzondere betekenis.


Te Deum Laudamus



Te Deum
Te Deum laudamus:
te Dominum confitemur.
Te aeternum Patrem
omnis terra veneratur.
Tibi omnes Angeli;
tibi caeli et universae Potestates;
Tibi Cherubim et Seraphim
incessabili voce proclamant:
Sanctus, Sanctus, Sanctus,
Dominus Deus Sabaoth.
Pleni sunt caeli et terra
maiestatis gloriae tuae.
Te gloriosus Apostolorum chorus,
Te Prophetarum laudabilis numerus,
Te Martyrum candidatus laudat exercitus.
Te per orbem terrarum
sancta confitetur Ecclesia,
Patrem immensae maiestatis:
Venerandum tuum verum et unicum Filium;
Sanctum quoque Paraclitum Spiritum.
Tu Rex gloriae, Christe.
Tu Patris sempiternus es Filius.
Tu ad liberandum suscepturus hominem,
non horruisti Virginis uterum.
Tu, devicto mortis aculeo,
aperuisti credentibus regna caelorum.
Tu ad dexteram Dei sedes, in gloria Patris.
Iudex crederis esse venturus.
Te ergo quaesumus, tuis famulis subveni:
quos pretioso sanguine redemisti.
Aeterna fac cum sanctis tuis in gloria numerari.
Salvum fac populum tuum,
Domine, et benedic hereditati tuae.
Et rege eos, et extolle illos usque in aeternum.
Per singulos dies benedicimus te;
Et laudamus Nomen tuum in saeculum, et in saeculum saeculi.
Dignare, Domine, die isto sine peccato nos custodire.
Miserere nostri Domine, miserere nostri.
Fiat misericordia tua,
Domine, super nos, quemadmodum speravimus in te.
In te, Domine, speravi:
non confundar in aeternum.

woensdag 20 november 2019

"Een christen is iemand die door de geschiedenis probeert zichzelf te begrijpen"



"De huidige cultuur van het consumeren neigt er  toe om de mens alleen tot het heden te reduceren, hem het bewustzijn van het verleden, van de geschiedenis te doen verliezen. Zo wordt de mens beroofd van het vermogen om zichzelf te begrijpen, om problemen op te merken en zijn toekomst op te bouwen. ...
Een christen is iemand die een goed geheugen heeft, die de geschiedenis lief heeft en deze probeert te kennen"

Paus Benedictus XVI - toespraak tot jongeren in de kathedraal van Sulmona op 4 juli 2010

Gebedsintenties Kerkberg Gebedsgroep november 2019 bijgewerkt

U kunt Uw gebedsintenties opgeven per e- mail (gebedsgroep@kerkberg.nl), per post, telefonisch, per ijlbode, of hoe dan ook.

Wij bidden namens de gemeenschap voor de gemeenschap tot eer van God en heil van mensen!
Wij vragen daarbij de voorspraak van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus en de H. Odilia
Hartelijk dank voor Uw bereidheid met ons mee te bidden!

Mededeling voor de leden van de Kerkberg Gebedsgroep:
De leden van de Kerkberg Gebedsgroep wordt gevraagd mee te bidden met voor deze intenties. Zie ook Hartelijke uitnodiging om mee te doen met de Kerkberg Gebedsgroep “In lumine tuo videbimus Lumen”.
Hierbij de intenties van de maand november 2019:
Voor een vriend van het klooster die pas is geopereerd en ernstig ziek is
Om uitkomst voor een echtgenoot, vader, vriend en collega die plotseling getroffen is door een ernstige ziekte
Voor een echtgenoot en vader die volgende week wordt geopereerd
Voor de medewerkers van Tata Steel die in onzekerheid verkeren
Voor een overleden oom van een van de zusters
Voor de diakens die 25 jaar geleden werden gewijd
Voor de parochiaan die gisteren vanuit de Basiliek is begraven
Voor het kind dat zondag is gedoopt in de Mariakapel (op de Kerkberg)
Voor degenen die zich inzetten om mensen van de doodstraf te redden
om bescherming van het ongeboren leven
om zegen over onze postulant die bezig is met haar laatste week in de wereld
om zegen over de familie van de postulant
Voor een zieke vriendin
voor zieken en stervenden
voor onze kinderen en kleinkinderen
voor een hoogbejaarde, zieke vriend
voor een zieke buurvrouw
voor het voltooien van een studie
Uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring III
Uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring II
Uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring
Voor een kleinkind - dat het medisch onderzoek leidt tot een oplossing
Voor een zuster die 70 jaar geprofest is
Om herstel van een diepe, geestelijke wond
Om inzicht in levensroeping
Voor iemand met een roeping - dat ze de kracht vindt die te volgen
Voor een vriend van het klooster die geopereerd moet worden
Dat het geloof in  Christus en Zijn Kerk in onze streken behouden blijft.
Voor twee hoogbejaarde, dementerende schoonouders
voor een voorspoedig en algeheel herstel na een open hart operatie
Om vrede in Syrie
Voor een pasgeboren kind, haar ouders en verdere familie
Voor een vriendin die op sterven ligt
Voor het kind dat afgelopen week in de Mariakapel op de Kerkberg gedoopt is
voor een ernstige zieke en haar familie
voor iemand die komende week een zware operatie moet ondergaan
voor alle hulpverleners (ambulancepersoneel, politie, advocaten); dat zij niet in gevaar worden gebracht
om zegen over onze postulant die bezig is met haar laatste maanden in de wereld
om een rechtvaardig vonnis in een strafzaak tegen onze zoon
om zegen voor alle aanstaande moeders en vaders\
Voor een kloosterling die voornemens is de naam Wiro te gaan dragen
Dat een ernstig zieke jong man eerder aan de beurt is voor een levensreddende operatie
Voor de zielerust van een overleden schoonzoon en kracht en troost voor zijn dierbaren
Voor een zieke dochter, dat ze weer gauw de oude wordt
Voor een echtgenote die pas een ernstige rugoperatie heeft ondergaan en moet revalideren
Voor onze vormelingen, dat zij beseffen hoe groot Gods genade is
Voor een zieke zuster
Voor slachtoffers van geweld en hun dierbaren
Uit dankbaarheid dat een operatie van een 3 jarig kind is geslaagd en om zegen over zijn herstel
Om steun bij revalidatie na een heupoperatie
de levende en overleden kanunnikessen van het H. Graf
een vader met drie kinderen in een echtscheiding
een zieke vader
een rechtvaardig oordeel in de zaak tegen kardinaal Pell
een ernstig zieke priester / vriend van het klooster
vervolgde christenen overal ter wereld
Dat de Notre Dame zo spoedig mogelijk weer een levende ontmoetingsplaats met God in de wereld mag zijn
Mgr. Camillo Sarko, zijn parochie van de H. Petrus Claver en zijn parochianen in Ghana
Om zegen over twee hoogbejaarde zusters-zussen
Om een donornier
Om degelijke postulanten voor ons klooster
Om verhoring van de gebedsintenties van de Gebedsgroep van de Kapel In't Zand
Voor de mensen in het dorp en al hun noden
vervolgde christenen overal ter wereld
Voor degenen die onvoorbereid sterven
Voor onze bisschop