Ad
Officium lectionis
Lectio altera
Ex
Constitutióne pastoráli Gáudium et spes Concílii Vaticáni secúndi de
Ecclésia in mundo huius témporis
(Nn.
88-90)
Ad órdinem internationálem cum vera observántia legitimárum
libertátum et amíca fraternitáte ómnium ædificándum, christiáni libénter et
toto corde cooperéntur, idque eo magis quod maior pars mundi tanta adhuc
egestáte labórat ut in paupéribus Christus ipse quasi alta voce caritátem
suórum discipulórum évocet. Ne ígitur scándalo sit homínibus áliquas natiónes, quarum
sæpius maior númerus cívium christiáno nómine ornátur, bonórum cópia abundáre, dum
áliæ rebus ad vitam necessáriis privéntur ac fame, morbis omnimodáque miséria
cruciántur. Sunt enim spíritus paupertátis et caritátis glória et testimónium
Ecclésiæ Christi.
Tweede lezing
Uit de
pastorale Constitutie Gaudium et Spes
van het IIe Vaticaans Concilie
Over de
Kerk in de wereld van deze tijd
(Nr. 88-90)
De
taak van de christenen bij de vestiging van de vrede
De christenen moeten graag en vanganser harte
meewerken aan het tot stand komen van de internationale ordening, die samen
meot gaan met een eerlijke inachtneming van de wettige vrijheden en een
broederlijke verbondenheid van alle mensen. Dit dringt des te meer, nu het
grootste gedeelte van de wereld nog in zulk een armoede verkeert, dat Christus
zelf in die armen met luider stem een beroep doet op de liefde van zijn
leerlingen. Moge daarom de mensheid voor de schande gespaard zijn, dat sommige
naties, die dikwijls voor het grootste gedeelte uit christenen bestaan, een
overvloed aan aardse goederen hebben, terwijl andere volken zelfs een tekort
hebben aan het noodzakelijke voor het leven, en door honger, ziekten en
allerlei ellende worden gekweld. De geest van armoede en van liefde is toch
altijd de glorie en het kenmerk van de Kerk van Christus.
Die christenen, onder wie vooral veel jonge mensen,
zijn dus te prijzen en verdienen alle medewerking, die zich spontaan aanbieden,
om andere mensen en volken te gaan helpen. Ja,
het is zelfs een plicht van het gehele volk Gods, op het woord en het
voorbeeld van hun bisschoppen, de ellenden van deze tijd naar vermogen te
lenigen, en dat, zoals het vanouds in de Kerk gebruikelijk was, niet alleen met
hetgeen men in overvloed heeft, maar ook met wat men zelf meent nodig te
hebben.
De manier om hulpmiddelen te verzamelen en te verdelen
behoeft niet direct streng en éénvormig plaats te hebben, maar moet wel
doelmatig gebeuren, waarbij de bisdommen, de volken en de gehele wereld
samenwerken: en waar het geschikt lijkt, moet de actie van de katholieken met
de andere christelijke broeders samengaan. Want de geest der liefde is niet
alleen geen beletsel voor de beoefening van een overzichtelijke en geordende
sociale en caritatieve actie, maar dringt daar zelfs op aan. Vandaar is het
nodig, dat zij, die zich willen inzetten voor de ontwikkelingslanden, ook in
daarvoor geschikte instituten worden opgeleid.
Daarom moet de Kerk in de gemeenschap zelf van de
volken aanwezig zijn, om de samenwerking onder de mensen te begunstigen en op
te wekken, en dat moet zij doen zowel door haar openbare instellingen alsook
door de volle en oprechte samenwerking van alle christenen, uitsluitend
geïnspireerd door het verlangen allen van dienst te zijn.
Dat zal des te
krachtdadiger worden bereikt, als de gelovigen zelf zich bewust zijn van hun
menselijke en christelijk verantwoordelijkheid om alreeds in eigen kring te
verlangen wakker te maken tot bereidwillige samenwerking met de internationale
gemeenschap. Een bijzondere zorg moet besteed worden om de jeugd te vormen,
zowel bij de godsdienstige als bij de burgerlijke opvoeding.
Tenslotte is het te hopen, dat katholieken, om hun
taak in de internationale gemeenschap goed te vervullen, trachten actueel en
positief mee te werken, hetzij met hun gescheiden broeders, die samen met hen
het Evangelie van liefde belijden,
hetzij met alle anderen, die verlangend uitzien naar de ware vrede.