Met de Kerk richten we in de IIe Vespers van dit feest onze blik naar “de grote menigte die niemand tellen kon uit alle volken voor de troon” en horen wij het lied van de verlosten: “Gij hebt ons verlost, Heer en God, in uw bloed, uit alle stammen, talen, volken en naties, Gij hebt ons voor onze God tot koningen gemaakt”.
Hoe christocentrisch de Kerk de verering van de heiligen opvat tonen de beginregels van de hymnen van de Vespers: Christe, redemptor omnium, conserva tuos famulos - Christus, Verlosser van ons allen, bewaar uw trouwe dienaars; van het Lezingenofficie: Christe, cælorum habitator alme, vita sanctorum, via, spes salusque - Christus, milde bewoner van de hemel, Gij: leven van de heiligen, de weg, onze hoop en ons heil; alsook van de Lauden: Iesu, salvator sæculi, redemptis ope subveni – Jezus, Verlosser van de wereld, kom de verlosten te hulp.
Christus zelf is de kroon van alle heiligen, in vele stralen schittert de glans van het ene Licht en ieders verdienste is slechts de roem van Christus! De heiligen leven in de volheid van de vreugde, in een nooit eindigend feest. Dit hebben zij kunnen bereiken doordat zij zoals Jezus hun lasten hebben gedragen en verdrukking hebben doorstaan (vgl. Openbaring 7,14) en omdat ieder – ook bewust van menselijke grenzen en beperkingen - zijn deel van het offer op zich heeft genomen, om te delen in de heerlijkheid van de Verrijzenis.
Voor ons zijn zij een voorbeeld van geloof en leven. Zij zien God zoals Hij is (vgl. 1 Joh 3,2) maar zien ook naar ons, laten zich door ons aanspreken en bidden voor ons. Het is een uitwisseling van geloof en genade waarvan de gemeenschap van de Kerk leeft.
Met Allerheiligen ervaren we opnieuw en krachtig hoezeer we door de hemel worden aangetrokken en als het ware worden gedrongen om onze aardse pelgrimstocht haastig af te leggen om de lofzang die vandaag de Koning van alle heiligen wordt gebracht eens uitbundig in eeuwigheid te mogen zingen.