Eerste lezing (Wijsh. 11,23-12,2)
Uit het boek Wijsheid.
Heer, heel de aarde is voor U als een stofje op de weegschaal,
als een vroege dauwdruppel, die neervalt op aarde.
Maar Gij ontfermt u over allen, want Gij vermoogt alles;
en Gij let niet op de zonden der mensen, opdat ze tot inkeer komen.
Gij houdt immers van alles wat bestaat,
en verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt;
want zoudt Gij iets haten, dan hadt Gij het niet geschapen.
Hoe zou er iets kunnen blijven bestaan tegen uw wil,
hoe zou behouden kunnen blijven wat Gij niet gemaakt hebt?
Ja, alles spaart Gij, want alles is van U,
en Gij heerst vol liefde over al wat leeft!
Uw onvergankelijke geest is aanwezig in alles wat bestaat.
Daarom straft Gij de zondaars met mate,
en herinnert ze waarschuwend aan hun zonden,
opdat ze hun boosheid verlaten en trouw blijven aan U, Heer.
Tweede lezing (2 Tess. 1,11-2,2)
Broeders en zusters,
Telkens opnieuw bidden wij onze God,
dat Hij u zijn roeping waardig maakt
en al uw goede voornemens en elke daad van uw geloof
met macht tot volkomenheid brengt.
Dan zal de Naam van onze Heer Jezus in u verheerlijkt worden
– en gij in Hem –
door de genade van onze God en de Heer Jezus Christus.
Wij moeten u echter verzoeken, broeders en zusters,
in verband met de komst van onze Heer Jezus Christus
en onze hereniging met Hem
niet zo gauw uw bezinning te verliezen.
Laat u toch niet opschrikken
door profetieën of uitspraken of een brief,
die van ons afkomstig zouden zijn, en die beweren
dat de dag van de Heer is aangebroken.
Evangelie (Lc. 19,1-10)
In die tijd ging Jezus Jericho binnen.
Terwijl Hij er doorheen trok
poogde een zekere Zacheüs,
hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man,
te zien wie Jezus was.
Maar hij slaagde daarin niet vanwege de menigte,
want hij was klein van gestalte.
Om Hem toch te zien liep hij hard vooruit
en hij klom in een wilde vijgenboom,
omdat Jezus daar langs zou komen.
Toen Jezus bij die plaats kwam
keek Hij omhoog en zei tot hem:
“Zacheüs, kom vlug naar beneden,
want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn.”
Zacheüs kwam snel naar beneden en ontving Hem vol blijdschap.
Allen zagen dat en merkten morrend op:
“Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen!”
Maar Zacheüs trad op de Heer toe en sprak:
“Heer, bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen;
en als ik iemand iets afgeperst heb,
geef ik het hem vierdubbel terug.”
Jezus sprak tot hem:
“Vandaag is dit huis heil ten deel gevallen,
want ook deze man is een zoon van Abraham.
De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken,
en om te redden wat verloren was.”