Als een ‘gewetensonderzoek’ van de Kerk, op het einde van
het liturgisch jaar en als een duidelijk nadenken over onze juiste verhouding
tot God, heeft het Getijdengebed (Liturgia Horarum) – nadat het Dies iræ sinds Vaticanum II officieel
uit de liturgie van de overleden werd geschrapt – deze dertiende-eeuwse sequens
behouden. Niet omwille van het liturgisch patrimonium, maar vanuit de
overtuiging wellicht dat de gedachte aan het Laatste Oordeel zeker haar plaats
moet hebben in het gebedsleven van de Kerk. Dit Oordeel geldt niet alleen
onszelf, maar ook de vele, vele mensen die in zonde sterven, onwetend soms,
verdwaasd of God bewust afwijzend... Het bericht en de beelden van de gif drinkende
oorlogsmisdadiger Praljak in de
rechtszaal van het Joegoslavië-tribunaal dezer dagen, na geroepen te hebben
onschuldig te zijn, heeft ons verbijsterd. Ook deze man heeft in God zijn
uiteindelijke Rechter gevonden.
Voor ons
volgt daarop straks met de Vespers het officie van de Verrijzenis. Boven alle
zonde en dood rijst het leven, voor zover ieder lid van de Kerk aan Christus
trouw is. Zijn overwinning op dood en zonde is een werkelijkheid, maar iedere
christen moet die realiteit in de eigen persoon en leven werkelijkheid laten
worden. Hoe kunnen we dat doen? Sint Augustinus zegt het ons in de laatste lectio altera van dit liturgisch jaar,
sprekend over het Alleluia: (…) “Verzacht uw zwoegen door te zingen. Geef u
niet over aan lusteloosheid. Zing en ga voort. Wat is dat: ga voort? Vertrek,
ga voort in het goede. Want er zijn er volgens de Apostel, die voortgang maken
in het slechte. Maar als gij vertrekt, blijf dan lopen. Maar vertrek in het
goede, in het ware geloof, in goede zeden. Zing dan en ga voort! (Sermo 256, 3: PL 38, 1193).
Gelovigen - en voor ons kanunnikessen van het Heilig
Graf geldt dat bijzonder - leven in een
Paasspiritualiteit. Zij dragen in hun dagelijks leven het volledige
Paasmysterie, dat wil zeggen het leven en de dood en de verrijzenis van
Christus met zich mee. Evenzeer als wij met Christus sterven, zullen wij ook
met Hem leven (2Tim 2,11: want indien wij met Hem gestorven zijn, zo
zullen wij ook met Hem leven).
Op dezelfde
wijze eindigt de H. Eucharistie als gedachtenis van het Paasmysterie niet met
de gekruisigde Christus, maar zij viert ook zijn Verrijzenis, zijn Hemelvaart
en zijn Wederkomst in volle majesteit en glorie op het einde der tijden.
Telkens wanneer de gedachtenis en de actualisering van het Kruisoffer van
Christus in de H.Mis zich voltrekt, voltrekt zich ook het dienstwerk van onze
verlossing: een kostbare gedachte die ons het Misoffer verklaart als een
viering van Heilige Geheimen.
Het
Eucharistisch gebed eindigt op dezelfde wijze met een doxologie – door Hem en
met Hem en in Hem- en looft de Heer. Ook het offer van de gelovigen eindigt
niet aan het Kruis maar in eeuwige glorie: de glorie van de gelovigen, die
worden gered door de zelfgave van Christus en de glorie van God die wil dat
allen worden gered.
De Oratio
super munera van de tweede zondag door het jaar behelst de passage: Quotiens
huius hostiæ commemoratio delebratur, opus nostrae redemptionis exercetur. Telkens als wij de gedachtenis van dit offer
vieren, wordt de verlossing voor ons werkelijkheid.
Vergelijk
ook: “Sacrosanctum Concilium” van het 2e Vaticaanse Concilie, nr. 2:
‘Want de
liturgie, waardoor, vooral in het goddelijk offer van Eucharistie, "het
werk van onze verlossing wordt voltrokken”, draagt er ten zeerste toe bij, dat
de gelovigen het mysterie van Christus in hun leven tot uitdrukking brengen en
aan anderen openbaren, gelijk ook de echte aard van de ware Kerk, die dit als
eigen kenmerk heeft, dat zij menselijk is en goddelijk tevens, zichtbaar en met
onzichtbare werkelijkheden toegerust, bruisend van activiteit en zich wijdend
aan de beschouwing”.
In ons dagelijks leven komt het
Paasmysterie tot uitdrukking in onze houding, in onze activiteiten en relaties
die hun vorm en richting steeds vanuit de liturgie moeten ontvangen. Door de
voortdurende gelijkvormigheid aan de zelfgave van Christus wordt de geleefde
werkelijkheid van ons leven geheiligd en verlost. Het Kruis moet worden aanvaard om omgevormd
te worden. Een verlost leven is een waarlijk verrezen leven waarin zonde, falen
en dood tegemoet worden gegaan, daar doorheen worden getrokken en worden
overwonnen, niet omwille van zichzelf.
De zelfontlediging is geen
oefening in nihilisme, maar erop gericht ruimte te maken voor de vervulling en
de volheid van het leven. “Degenen die hun leven verliezen om Mijnentwil,
zullen het vinden” (Matt 16, 25). De
liturgie van de H. Eucharistie inclusief de bereiding van de gaven op het
altaar en de bijbehorende teksten vormen een leerschool in de goddelijk
handeling van geven. De gelovigen leren dat het geven van de gaven die zij op
hun beurt van God hebben ontvangen inclusief hun eigen persoon is opgedragen om
een groter en beter leven van God zelf te ontvangen, dat weer moet worden
weggeven in dienst van God en de naaste.
Zo kan de verbinding worden
gelegd met de liturgie van de Advent, de tijd waarin de Apostel Paulus ons
aanspoort Christus, die komende is tegemoet te gaan, met werken van
gerechtigheid en ons te bekleden met de wapenen van het licht ( cf Rom 12, 13).
“De genade van de Advent laat
ons opnieuw de nabijheid ervaren van Hem die de wereld heeft geschapen, die de
geschiedenis leidt en die voor ons zorgt, tot en met het hoogtepunt van Zijn neerdalen tot ons in de Menswording,
in de dagelijkse H. Eucharistie.. Dit grote en fascinerend mysterie van
God-met-ons, sterker nog: van God die een van de onzen wordt, vieren we op weg
naar Kerstmis. In de Advent neemt de Kerk ons bij de hand en wijst ons op de
gestalte van Maria, teneinde ook ons de vreugdevolle verwachting van de Heer te
laten ervaren, van Hem die ons met zijn verlossende en troostvolle liefde
omhelst.
Terwijl ons hart gericht is op
de jaarlijkse viering van Christus’ Geboorte, richt de liturgie onze blik ook op
het definitieve doel: de ontmoeting met de Heer, die in glans en heerlijkheid
zal komen. Daartoe waken wij - die in elke Eucharistieviering Zijn dood
verkondigen en belijden dat hij verrezen is, totdat Hij wederkomt in
heerlijkheid - biddend, zoals
boven reeds is gezegd. De liturgie wordt niet moe ons aan te moedigen en te
ondersteunen door ons in de Adventsdagen de roep in mond en hart te leggen
waarmee de H. Johannes de laatste bladzijde van de Apocalyps afsluit: Kom, Heer
Jezus, kom!“ (22, 20)
(Cf Paus Benedictus XVI, Toespr. bij de 1e Vespers van de 1e
zondag van de Advent, 27.11.2010)
Leggen we ons er dan op toe de
Heer als wijze maagden, wakend, biddend en met olie gevulde lampen tegemoet te
gaan.
Zalige Adventstijd!