vrijdag 29 november 2019

Bij het einde van het liturgisch jaar – Sluiting van de voortgezette Paastijd


Als een ‘gewetensonderzoek’ van de Kerk, op het einde van het liturgisch jaar en als een duidelijk nadenken over onze juiste verhouding tot God, heeft het Getijdengebed (Liturgia Horarum) – nadat het Dies iræ sinds Vaticanum II officieel uit de liturgie van de overleden werd geschrapt – deze dertiende-eeuwse sequens behouden. Niet omwille van het liturgisch patrimonium, maar vanuit de overtuiging wellicht dat de gedachte aan het Laatste Oordeel zeker haar plaats moet hebben in het gebedsleven van de Kerk. Dit Oordeel geldt niet alleen onszelf, maar ook de vele, vele mensen die in zonde sterven, onwetend soms, verdwaasd of God bewust afwijzend... Het bericht en de beelden van de gif drinkende oorlogsmisdadiger Praljak  in de rechtszaal van het Joegoslavië-tribunaal dezer dagen, na geroepen te hebben onschuldig te zijn, heeft ons verbijsterd. Ook deze man heeft in God zijn uiteindelijke Rechter gevonden.
Voor ons volgt daarop straks met de Vespers het officie van de Verrijzenis. Boven alle zonde en dood rijst het leven, voor zover ieder lid van de Kerk aan Christus trouw is. Zijn overwinning op dood en zonde is een werkelijkheid, maar iedere christen moet die realiteit in de eigen persoon en leven werkelijkheid laten worden. Hoe kunnen we dat doen? Sint Augustinus zegt het ons in de laatste lectio altera van dit liturgisch jaar, sprekend over het Alleluia: (…) “Verzacht uw zwoegen door te zingen. Geef u niet over aan lusteloosheid. Zing en ga voort. Wat is dat: ga voort? Vertrek, ga voort in het goede. Want er zijn er volgens de Apostel, die voortgang maken in het slechte. Maar als gij vertrekt, blijf dan lopen. Maar vertrek in het goede, in het ware geloof, in goede zeden. Zing dan en ga voort! (Sermo 256, 3: PL 38, 1193).

Gelovigen  - en voor ons kanunnikessen van het Heilig Graf geldt dat bijzonder -  leven in een Paasspiritualiteit. Zij dragen in hun dagelijks leven het volledige Paasmysterie, dat wil zeggen het leven en de dood en de verrijzenis van Christus met zich mee. Evenzeer als wij met Christus sterven, zullen wij ook met Hem leven (2Tim 2,11:  want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven).
Op dezelfde wijze eindigt de H. Eucharistie als gedachtenis van het Paasmysterie niet met de gekruisigde Christus, maar zij viert ook zijn Verrijzenis, zijn Hemelvaart en zijn Wederkomst in volle majesteit en glorie op het einde der tijden. Telkens wanneer de gedachtenis en de actualisering van het Kruisoffer van Christus in de H.Mis zich voltrekt, voltrekt zich ook het dienstwerk van onze verlossing: een kostbare gedachte die ons het Misoffer verklaart als een viering van Heilige Geheimen.
Het Eucharistisch gebed eindigt op dezelfde wijze met een doxologie – door Hem en met Hem en in Hem- en looft de Heer. Ook het offer van de gelovigen eindigt niet aan het Kruis maar in eeuwige glorie: de glorie van de gelovigen, die worden gered door de zelfgave van Christus en de glorie van God die wil dat allen worden gered.
De Oratio super munera van de tweede zondag door het jaar behelst de passage: Quotiens huius hostiæ commemoratio delebratur, opus nostrae redemptionis exercetur.  Telkens als wij de gedachtenis van dit offer vieren, wordt de verlossing voor ons werkelijkheid.
Vergelijk ook: “Sacrosanctum Concilium” van het 2e Vaticaanse Concilie, nr. 2:
‘Want de liturgie, waardoor, vooral in het goddelijk offer van Eucharistie, "het werk van onze verlossing wordt voltrokken”, draagt er ten zeerste toe bij, dat de gelovigen het mysterie van Christus in hun leven tot uitdrukking brengen en aan anderen openbaren, gelijk ook de echte aard van de ware Kerk, die dit als eigen kenmerk heeft, dat zij menselijk is en goddelijk tevens, zichtbaar en met onzichtbare werkelijkheden toegerust, bruisend van activiteit en zich wijdend aan de beschouwing”.
In ons dagelijks leven komt het Paasmysterie tot uitdrukking in onze houding, in onze activiteiten en relaties die hun vorm en richting steeds vanuit de liturgie moeten ontvangen. Door de voortdurende gelijkvormigheid aan de zelfgave van Christus wordt de geleefde werkelijkheid van ons leven geheiligd en verlost.  Het Kruis moet worden aanvaard om omgevormd te worden. Een verlost leven is een waarlijk verrezen leven waarin zonde, falen en dood tegemoet worden gegaan, daar doorheen worden getrokken en worden overwonnen, niet omwille van zichzelf.
De zelfontlediging is geen oefening in nihilisme, maar erop gericht ruimte te maken voor de vervulling en de volheid van het leven. “Degenen die hun leven verliezen om Mijnentwil, zullen het vinden” (Matt 16, 25). De liturgie van de H. Eucharistie inclusief de bereiding van de gaven op het altaar en de bijbehorende teksten vormen een leerschool in de goddelijk handeling van geven. De gelovigen leren dat het geven van de gaven die zij op hun beurt van God hebben ontvangen inclusief hun eigen persoon is opgedragen om een groter en beter leven van God zelf te ontvangen, dat weer moet worden weggeven in dienst van God en de naaste.
Zo kan de verbinding worden gelegd met de liturgie van de Advent, de tijd waarin de Apostel Paulus ons aanspoort Christus, die komende is tegemoet te gaan, met werken van gerechtigheid en ons te bekleden met de wapenen van het licht ( cf Rom 12, 13).  
“De genade van de Advent laat ons opnieuw de nabijheid ervaren van Hem die de wereld heeft geschapen, die de geschiedenis leidt en die voor ons zorgt, tot en met het hoogtepunt  van Zijn neerdalen tot ons in de Menswording, in de dagelijkse H. Eucharistie.. Dit grote en fascinerend mysterie van God-met-ons, sterker nog: van God die een van de onzen wordt, vieren we op weg naar Kerstmis. In de Advent neemt de Kerk ons bij de hand en wijst ons op de gestalte van Maria, teneinde ook ons de vreugdevolle verwachting van de Heer te laten ervaren, van Hem die ons met zijn verlossende en troostvolle liefde omhelst.
Terwijl ons hart gericht is op de jaarlijkse viering van Christus’ Geboorte, richt de liturgie onze blik ook op het definitieve doel: de ontmoeting met de Heer, die in glans en heerlijkheid zal komen. Daartoe waken wij - die in elke Eucharistieviering Zijn dood verkondigen en belijden dat hij verrezen is, totdat Hij wederkomt in heerlijkheid -  biddend, zoals boven reeds is gezegd. De liturgie wordt niet moe ons aan te moedigen en te ondersteunen door ons in de Adventsdagen de roep in mond en hart te leggen waarmee de H. Johannes de laatste bladzijde van de Apocalyps afsluit: Kom, Heer Jezus, kom!“ (22, 20)
(Cf Paus Benedictus XVI, Toespr. bij de 1e Vespers van de 1e zondag van de Advent, 27.11.2010)
Leggen we ons er dan op toe de Heer als wijze maagden, wakend, biddend en met olie gevulde lampen tegemoet te gaan.

Zalige Adventstijd!