Hier vindt vita communis (‘gemeenschapsleven’) haar hoogtepunt en weerspiegelt zij ter plaatse niet alleen Kuriakè (‘Kerk’) als de gemeenschap rondom de verrezen Christus, maar ook Trinitas (‘Drie-eenheid’), de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest binnen de goddelijke eenheid. Immers, in het koorgebed wordt het oerbeeld gevierd van de mens, die als beeld van God geschapen en tot gelijkenis met Hem geroepen is. Dit oerbeeld is Jezus Christus; tot imitatio (‘uit-beeld-ing’), navolging van Hem is de christen geroepen. uist deze roeping vindt haar doorwerking in het koorgebed.
Dit betekent dat het koorgebed geen karwei is dat geklaard moet worden, noch een taak die in vrijblijvendheid vervuld kan worden. Het leven in religieuze gemeenschap schept vanuit de kerntaak van het opus Dei (‘dienstwerk Gods’) ook verplichtingen tegenover je medemensen en jezelf. De liturgische geest doordrenkt de werkzaamheden die de kloosterdag vullen, of ze nu in de keuken of in de bibliotheek, in de wasserij of op het land verricht worden.
Overgenomen uit "Twaalf kapittels over ontstaan, bloei en doorwerking van de Moderne Devotie", Dr. R. van Dijk, Uitgeverij Verloren, p. 240/