Ad
Officium lectionis
Lectio altera
Ex Homilíis
sancto Macário epíscopo attribútis
(Hom.
28: PG 34, 710-711)
Tweede lezing
Uit
Homilieën, toegeschreven aan de H. Macarius, bisschop
(Hom.
28: PG 34, 710-711)
Wee de zielen, als zij Christus niet in zich hebben wonen
Zoals vroeger God, toen hij op
de Joden vertoornd was, Jeruzalem overleverde ten aanschouwe van de vijanden,
en de inwoners beheerst werden door hen, die hen haatten, terwijl er geen feest
meer werd gevierd en geen offer gebracht, zo heeft God, vertoornd op de ziel om
haar overtreding van zijn gebod, haar aan vijanden overgeleverd, die haar,
aangezien zij haar aldus verleid hadden, geheel hadden misvormd.
En zoals een huis, dat geen
bewoner heeft, donker wordt en verwaarloosd, en vol vuil en drek is, zo is het
ook gesteld met een ziel, die door God is verlaten; ze danst er met de boze geesten,
is vol duisternis van de zonde, vol schandelijke begeerten en oneer.
Wee de weg, als niemand haar
bewandelt en men er geen menselijke stem meer hoort! Want hij wordt een
schuilplaats voor wilde dieren. Wee de ziel, als de Heer niet in haar wandelt,
die met zijn stem de geestelijke dieren van de boosheid uit haar verjaagt! Wee
het huis, als de heer er niet woont. Wee de aarde als er geen landman is, die
haar bebouwt! Wee het schip zonder stuurman, want het zal door golven en storm
geslingerd te gronde gaan! Wee de ziel, als zij de ware stuurman, Christus niet
in zich draagt! Want in zware duisternissen op zee heen en weer geschud door de
golven der hartstochten en door de boze geesten als door een windstorm
bedreigd, zal ze tenslotte omkomen.
Wee de ziel, als zij Hem mist,
die haar met zorg kan opvoeden, namelijk Christus, om goede vruchten van de
Geest te kunnen voortbrengen! Want als zij verlaten is, en vol distels en
doornen, brengt zij tenslotte als vrucht voort, dat zij in het vuur wordt verbrand.
Wee de ziel als zij niet haar Heer Christus in zich heeft wonen. Want als zij
verlaten is en vol stank van boze hartstochten, bestaat ze alleen nog maar uit
verschillende ondeugden.
Want zoals een landman, die
zich klaarmaakt om het land te bebouwen, werktuigen en kleding moet nemen, die
nodig zijn om te ontginnen, zo heeft Christus – de hemelse Koning en de ware
landbouwer, die tot de door de zonden verlaten mensheid kwam – een lichaam
aangenomen, het kruis als werktuig gedragen en de verlaten ziel ontgonnen. Hij
rukte er de distels en doornen uit van de boze geesten en het onkruid van de
zonde, en verbrandde het zondige stro in zijn eigen vuur. Toen Hij haar zo had
bewerkt, plantte Hij er de allerschoonste tuin in van de Geest, die alle
soorten van de fijnste een aangenaamste vruchten voortbracht voor God, als
zijnde zijn Heer.