Maria
sprak: ‘Zie de dienstmaagd des Heren’. Toen God haar ten hoogste verhief,
verootmoedigde zij zich ten nederste. Dit had Gods wijsheid haar geleerd:
verheven adel kan niet staande blijven dan in nederigheid. Daarvan getuigen de
engelen, die uit de hemel vielen. Wat toch is verhevener dan de Zoon van God,
en wat is lager dan de dienstknecht van God en van heel de wereld, zoals
Christus was? En wat is verhevener dan de Moeder van God en wat geringer dan de
dienstmaagd van God en van heel de wereld, zoals Maria was?
(Spieghel,
III, 152)