Meimaand-Mariamaand
Uit de
geschriften van de heilige bisschop Irenæus
Zij, die beweren, dat
Christus niets uit de Maagd aangenomen heeft, verkeren in dwaling, en verwerpen
aldus bij Hem, niet alleen alle lichamelijke erfelijkheid, maar ook Zijn
gelijkheid aan ons. Immers, heeft Hij uit de mens geen lichamelijke zelfstandigheid
meegekregen, dan is Hij noch mens, noch Mensenzoon; dan is Hij niet geworden
wat wij zijn; dan heeft alles, wat
Hij geleden en verdragen heeft, weinig te betekenen. Ieder neemt aan, dat we
een lichaam uit aarde bezitten, en een ziel, waar God leven in gestort heeft.
Dit is ook het geval met het Woord van God, dat op die manier in Zichzelf de
schepping hernieuwd heeft; daarom noemt Hij zich Mensenzoon. Trouwens, de
apostel Paulus schrijft duidelijk in zijn brief aan de Galaten: ‘God zond Zijn
Zoon, geboren uit een vrouw’ (Gal 4, 4).
Anders heeft Zijn
nederdaling in Maria geen zin. Waarom zou Hij in Maria nedergedaald zijn, als
Hij er niets uit mee gekregen had? Daarbij, had Hij niets uit Maria ontvangen,
dan zou Hij ook nooit aards voedsel tot Zich genomen hebben om Zijn aardse
lichaam te onderhouden. Evenmin zou Zijn lichaam, na veertig dagen vasten, naar
het voorbeeld van Mozes en Elías, honger gekregen hebben, waarbij het naar eten
hunkerde, wat eigen is aan het aardse vlees, dat Hij aangenomen heeft om Zijn
schepselen te redden. Vandaar ook dat Paulus Adam ‘het beeld’ (Rom 5, 14) noemt
van Hem, die moest komen: in Hem heeft het Woord, Maker van het heelal, van te
voren het plan willen schetsen van de mensheid, die de Zoon van God aan zou
nemen; eerst schiep God de vleselijke mens om hem daarna door de geestelijke
mens te redden.
Heel natuurlijk, dat de
Maagd Maria gehoorzaam bevonden wordt en zegt: ‘Hier Heer, zie hier Uw
diensmeisje; laat er met mij gebeuren naar Uw woord’ (Luk 1, 38) terwijl Eva,
nog maagd, ongehoorzaam werd. Zoals zij, van wie Adam de man was, ofschoon nog
maagd, weigerde te gehoorzamen, en daardoor voor zichzelf en voor de het
menselijk geslacht een oorzaak van dood werd, zo werd Maria, maagdelijk
verloofd, door te gehoorzamen, een bron van heil. Om die reden noemt de wet de
verloofde maagd: vrouw van hem, met wie ze verloofd was, ten einde we van Maria
tot Eva opklimmen: wat vastgeknoopt is wordt enkel losgemaakt door dat, wat
knoopt, in omgekeerde richting te wenden: de knoop is Eva’s ongehoorzaamheid;
de ontknoping, Maria’s gehoorzaamheid; anders gezegd: wat Eva, nog maagd, door
haar ongeloof gebonden had, heeft Maria, steeds maagd, door haar geloof
ontbonden.
(Advers.
hær. I, III hoofdstuk XXII)