Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op het evangelie van Johannes
Christus gaf zijn lichaam voor het leven van allen.
Jezus
zegt: Ik sterf voor alle mensen om hen allen door Mij te doen leven. Ik
heb van mijn lichaam een losprijs gemaakt voor alle mensen. In mijn
dood zal de dood sterven en de gevallen natuur zal samen met Mij
opstaan. Daarom immers ben Ik geworden zoals gij: een mens, geboren uit
het zaad van Abraham, om in alles aan mijn broeders gelijk te worden (vgl. Heb. 2, 17).
Dit gezegde van Christus heeft de heilige apostel Paulus goed begrepen,
toen hij schreef: ‘Omdat deze kinderen mensen zijn van vlees en bloed,
heeft ook Hij ditzelfde bestaan willen delen, om door zijn dood de
duivel die de heerschappij over de dood bezat, te onttronen’ (Heb. 2, 14).
Want
de vorst van de dood en de dood zelf konden niet onttroond worden,
tenzij Christus zich overleverde als een losprijs voor ons allen; Hij
immers stond boven allen.
Daarom zegt Hij ergens
in de psalmen, zichzelf voor ons opdragend als een onbesmet offer:
‘Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar een lichaam hebt
Gij mij bereid. In brandoffers voor de zonde hadt Ge geen behagen; toen
sprak ik: zie, ik kom’ (Ps. 40 (39), 7-8 - LXX).
Hij
werd gekruisigd voor allen en wegens allen, opdat door het sterven van
één voor allen, wij allen in Hem zouden leven. Hij kon niet door de dood
worden vastgehouden (vgl. Hand. 2, 24); het bederf had zelfs
geen vat op zijn natuurlijk leven. Uit zijn eigen woorden weten we dat
Christus zijn vlees heeft opgedragen voor het leven van de wereld. Hij
bad: ‘Heilige Vader, bewaar hen in uw Naam’; en verder: ‘Omwille van hen
heilig Ik Mijzelf’ (Joh. 17, 11.19).
Hij
verklaart: ‘Ik heilig Mijzelf.’ Daarmee bedoelt Hij: Ik bied Me aan en
offer Mijzelf als een onbevlekte gave, tot een welriekende geur. In de
oude wet werd immers ‘geheiligd’ en ‘heilig’ verklaard wat als
brandoffer aan God werd aangeboden. Christus gaf zijn lichaam voor het
leven van alle mensen; door zijn lichaam schonk Hij ons opnieuw het
leven. Ik wil u dat uitleggen, zo goed als ik kan.
Toen
het levenwekkend woord van God in het vlees was gaan wonen, schonk Hij
aan dat vlees zijn eigen rijkdom, namelijk het leven. Het Woord
verenigde zich met het vlees op een onuitsprekelijke manier en maakte
dat vlees levengevend zoals het zelf van nature levengevend is.
Daarom
kan het lichaam van Christus allen doen leven die eraan deelhebben. Het
verdrijft de dood, als het aan stervenden wordt gegeven, en het
verhindert het bederf, omdat het volledig het Woord in zich draagt dat
alle bederf tenietdoet.