St. Odiliënberg: een bijzondere plek voor de Orde van het H. Graf waarvan de jubilaris van vandaag deel uitmaakt, omdat er al eens ooit, ver vóór de komst van deze communiteit naar hier (1888) kanunniken van deze Orde hebben gewoond en gewerkt. Maar ook voor Zr. Jacqueline zelf een bijzonder plek, omdat ze hier blijkbaar vond wat ze al langer aan het zoeken was. Zoals ze me zelf liet weten: het was dichtbij, mijn moeder kende de priorij Thabor, het was gewoon op dat moment een voor de hand liggende keuze. Terwijl een zuster mij rondleidde door het huis zei ze spontaan: “Het is hier net een paradijs”. En ik geloofde haar want ze was eenvoudig en ik was met haar gelukkig. Ook kon ik aansluiten bij de psalmles: een nieuwe wereld ging voor mij open. Ik werd mij bewust dat God hier in dit klooster het grote middelpunt was. Het was een openbaring voor mij en het Latijn vormde geen enkele belemmering ook al leek het Chinees! Tranen rolden stiekem over mijn wangen. ’s Avonds bij de Completen werd de respons ‘In manus tuas, Domine, commendo spiritum meum’ - In uw handen, Heer, beveel ik mijn geest - gezongen, dat gaf de doorslag, dít was het. De zekerheid die God mij toen gaf, kan ik niet met woorden beschrijven, maar wel wist ik: Sint-Odiliënberg is mijn droom. Dit klooster is mijn thuis.
Een klooster als een thuis. Een thuis is ook wat mensen ten diepste zoeken: warmte en geborgenheid, iets wat ook wel aangeduid wordt als “huisje - boompje - beestje”, ook al hoeft het niet altijd en ook niet per sé met een boompje en beestje gepaard te gaan. Hier in St. Odiliënberg is dat voor Zr. Jacqueline concreet geworden toen ze naar God begon te verlangen en van een leven voor Hem begon te dromen. Niet alleen een huisje (zeg maar gerust een huis, een groot huis, een heel groot huis), maar ook een boompje (zelfs een hele tuin vol) en een beestje (zelfs twee, niet alleen een kleine, maar ook nog een grote). Hier in dit klooster heeft Zr. Jacqueline indertijd haar thuis gevonden, in deze priorij waar al sinds 1888 zusters bidden en werken, zusters die elkaar niet hebben uitgezocht maar aan elkaar worden gegeven, om hun dienst aan God concreet en tastbaar te maken. Die dienst aan God krijgt niet alleen handen en voeten in de kapel, maar ook in de eetzaal, in de recreatiezaal, ja overal waar Gods liefde en barmhartigheid vertaald moet worden naar het leven van alledag. Want dat is ons aller roeping als gedoopten, ook voor religieuzen. Die leven dan misschien wel niet in de wereld, maar het klooster is hun wereld. Binnen de communiteit waarvan ze deel uit maken moeten niet alleen de geloften, de evangelische raden van gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid onderhouden worden; daarbinnen dient ook en vooral de liefde tot de naaste gepraktiseerd te worden.
Meer nog dan een dienst aan God is de roeping tot het religieuze leven echter een toewijding aan God. Want wat we ook voor God willen doen, eerder komt het erop aan dat God iets voor ons doet, of beter: dat God in en door ons werkzaam kan zijn, dat Gods liefde en barmhartigheid in en door ons gestalte mag krijgen in deze wereld. En dat alles naar het voorbeeld van Maria, van wie we zojuist nog hoorden hoe ze met spoed Elisabeth in het bergland van Juda bezocht zodra ze vernam dat haar bloedverwante al zes maanden in verwachting was (Luc.1,39-55).
Hoewel Maria alle reden had om zich in zichzelf terug te trekken – per slot van rekening had ze juist te horen gekregen dat ze ook zelf een kind mocht verwachten, niet zomaar een kind maar de Zoon van de Allerhoogste (Luc.1,32) – begaf ze zich op weg, zelfs met spoed, om te delen in Elisabeths verwachting. Ja, ze deelde niet alleen in Elisabeths verwachting, maar ook in Gods verwachting. In haar Magnificat bezingt zij immers de hoge verwachtingen die God jegens ons allen koestert door in zijn welwillendheid naar ons om te zien en ook aan ons zijn wonderwerken te doen die ons en onze wereld omvormen tot een nieuwe schepping.
In en door haar professie heeft Zr. Jacqueline 25 jaar geleden uitgesproken daarvoor ontvankelijk te zijn, voor de welwillendheid waarmee God op ons neerziet, voor de wonderwerken die God ook aan ons wil doen, opdat ook wij – naar Maria voorbeeld - Gods werk zouden worden, “geschapen in Christus Jezus, om in ons leven de goede daden te realiseren die God voor ons al bereid heeft” (Ef.,2,10). Dat Maria daarin niet alleen Zr. Jacqueline’s voorbeeld, maar ook haar voorspreekster mag zijn. Maar dat zit wel goed als ik begrijp hoe zij al van huis uit de liefde voor Maria en het vertrouwen in haar voorspraak heeft meegekregen. Zeker als wij van onze kant haar daarin nog eens middels ons gebed ondersteunen.