Uit de verhandelingen van de heilige Gaudentius, bisschop van Brescia († ca. 406)
Het erfdeel van het nieuwe verbond.
Het hemelse offer dat door Christus is ingesteld, is waarlijk de erfgift van zijn nieuwe verbond. In de nacht dat Hij werd overgeleverd om gekruisigd te worden, heeft Hij ons deze gave nagelaten als het onderpand van zijn aanwezigheid bij ons. Het is de spijs voor onze reistocht die ons sterkt en voedt op onze levensweg, totdat wij uit deze wereld heengaan om voorgoed bij Hem te zijn. Daarom heeft de Heer zelf gezegd: ‘Als gij mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u’ (Joh. 6, 53).
De Heer heeft gewild dat zijn weldaden blijvend bij ons zijn. Hij heeft gewild dat de mensen die door zijn kostbaar bloed zijn vrijgekocht, altijd geheiligd worden naar het beeld van zijn eigen lijden. Daarom gaf Hij aan zijn trouwe leerlingen die Hij als eerste priesters over zijn kerk heeft aangesteld, de opdracht die geheimen van eeuwig leven zonder ophouden te vieren. Alle priesters van alle kerken over heel de wereld moeten ze vieren, totdat Christus uit de hemel wederkeert. Zo moeten wij, de priesters en heel het gelovige volk, elke dag het voorbeeld van Christus’ lijden voor ogen hebben. We moeten het in onze handen nemen, het met de mond en het hart ontvangen. Zo zullen we de herinnering aan onze verlossing onuitwisbaar bewaren.
Om brood te bereiden moeten veel graankorrels tot bloem gemalen worden, met water gemengd en door het vuur gebakken. Daarin kunnen we redelijkerwijze een beeld zien van het lichaam van Christus. We weten dat Hij één lichaam is, samengesteld uit de veelheid van heel het menselijk geslacht en door het vuur van de Geest voltooid.
Hij is immers geboren uit de heilige Geest, en omdat Hij op die wijze alle gerechtigheid moest voltooien, daalt Hij af in het water van de doop om het te heiligen. Vervuld van de heilige Geest die in de gedaante van een duif over Hem is neergekomen, gaat Hij dan weg van de Jordaan, naar het getuigenis van de evangelist Lucas: ‘Vervuld van de heilige Geest, ging Jezus weer weg van de Jordaan’ (Lc. 4, 1).
Op gelijke wijze wordt ook de wijn van zijn bloed gewonnen uit vele druiven van de wijngaard, door Hemzelf geplant, en in de wijnpers van zijn kruis getreden, om in de ruime vaten van degenen die hem drinken met gelovig hart, door eigen kracht te rijpen.
Dit is het offer van het heilbrengende pasen. Gij allen die aan de heerschappij van Egypte en Farao, dat is de duivel, ontkomen zijt, ontvangt het samen met ons, met heel het verlangen van een gelovig hart. Dan zal onze Heer Jezus Christus zelf, van wie wij geloven dat Hij aanwezig is in zijn sacramenten, ons diepste innerlijk heiligen, Hij wiens onvergelijkelijke kracht in alle eeuwen blijft bestaan.