vrijdag 27 mei 2016

Johannes Ruusbroec, mysticus *1293 Ruisbroek - + 1381 Klooster Groenendaal

De kloosterling draagt Christus’ kleed 2

2. Christus’ inwendig kleed

Ruusbroec onderscheidt hier duidelijk een tweevoudig ‘kleed’: het ene Christus’ gezag; het
tweede Christus’ geest.
Met het eerste waren de apostelen bekleed krachtens hun uitverkiezing tot authentieke getuigen van Christus’ leer en voortzetters van zijn hogepriesterlijke macht, die zijn Persoonlijkheid in volheid bezat en aan zijn mensheid mededeelde. “Christus gaf zijn leerlingen ook een inwendig habijt, waar hij zelf mede bekleed was boven alle  creaturen; zijn mensheid had het ontvangen van zijn hemelse Vader. Dat was macht en gezag over alle schepselen in hemel en op aarde, om te dopen, te leraren, zonden te vergeven in zijn Naam, door de hel bedreigde mensen te bekeren en hun de hemel te openen mits belijdenis van het christelijk geloof” (XII Begh., IV, 138).
Het tweede inwendig habijt behoort aan de discipelen toe in hun hoedanigheid van volgelingen van Christus’ regel, en met hen aan allen, die de wereld versmaden en een innig leven leiden. Het  is de mededeling van Christus’ geest, van zijn inwendig leven, naar St.-Paulus’ raad: “Bekleed u dus, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen, met gevoelens van barmhartigheid, met goedheid, met nederigheid, zachtheid, lankmoedigheid … boven dat alles echter met de liefde; hetgeen de band der volmaaktheid is. En in uw harten heerse Christus’ vrede”. (Col 3, 12-15).
Dit gaat Ruusbroec nu in drie delen onderscheiden, de allegorie telkens op een der drie geloften of evangelische raden toepassend: de armoede, waarbij de inwendige bevrijding van alle zorg en geestesslavernij behoort; de zuiverheid, waarvan het kleed drie kleuren vertoont; en de gehoorzaamheid, die hij ‘dat leste ornament’ van Christus’ inwendig kleed noemt.

1) Armoede van geest: “Christus gaf hun ook zijn geest en zijn inwendig leven: armoede van geest zodat zij met blij gemoed konden versmaden: rijkdom, eer en alle andere voordelen van de wereld en wat of deze ook aanbieden kan. Daardoor nam Hij van hen weg: angst en vrees, kommer en zorg voor duivels, mensen en alle schepselen die hen zouden kunnen bedrukken, bedroeven, schrik aanjagen of doden. En Hij gaf hun een standvastig gemoed, bereid onder Gods liefste wil alles te verduren, wat hij over hen zou gelieven te laten neerkomen in de tijd of in de eeuwigheid”(XII B., IV, 138).
Dit is dan, zo voegt Ruusbroec er aan toe, “het eerste inwendige kleed dat Jezus Christus aan zijn discipelen geeft, die de wereld versmaden en zijn raden en zijn leven navolgen in een geestelijk leven” (ib.) . Deze armoede van geest doet hen de wereld versmaden.

Wordt vervolgd