I
n l e i d i n g
Het
Nederlandse begrip providentieel, afgeleid van de Latijnse term providentia omvat –op God toegepast – de
betekenissen van het vooraf absolute zien en het weten van wat nog moet komen
alsook het treffen van die “maatregelen” die het uiteindelijke heil van de
schepselen ten goede komen.
“De schepping heeft haar
eigen goedheid en volmaaktheid, maar ze is niet geheel voltooid uit de handen
van de Schepper gekomen. Ze is geschapen in een staat van op-weg-zijn ('in
statu viæ') naar een nog te verwachten, uiteindelijke voltooiing, waartoe God
haar bestemd heeft. Wij noemen de beschikkingen waarmee God zijn schepping naar
deze volmaaktheid leidt, goddelijke voorzienigheid. (Katechismus
van de Katholieke Kerk [KKK] 302. En samengevat: De goddelijke voorzienigheid bestaat uit de beschikkingen waardoor God
met wijsheid en liefde al de schepselen naar hun uiteindelijk doel leidt.
(KKK, 321)”. “Gods voorzienigheid faalt nooit [niet] in haar beschikkingen” vertaalt
het Nederlands Altaarmissaal terecht.
Gods voorzienigheid wil niet anders dan het geluk van de mens, zij kent de
weg daartoe en leidt de dingen op de beste en voor de mens betrouwbare manier.
God weet wat de mens kan schaden. Het collectegebed van deze zondag vraagt
Hem van ons af te wenden wat ons nadeel kan berokkenen. In de kennis van God
ligt wat de mens tot heil strekt: de oratie roept God aan ons alles te schenken
wat goed voor ons is.
Wij geloven dat
God alles weet en in zijn liefde alles ten goede leidt, nochtans heeft Hij ons
zelf geleerd erom te bidden. Voor de mens is bidden immers noodzakelijk omdat
hij tegenover de alles schenkende Liefde staat. Het gebed is ten diepste reeds
erkenning van deze liefde. Het vertrouwen daarop, het eerste ontkiemen van
wederliefde.
T e k s t
Missale Romanum 1962 en 1970
Deus, cuius providentia in
sui dispositione non fallitur,
te supplices exoramus,
ut noxia cuncta submoveas,
et omnia nobis profutura concedas.
te supplices exoramus,
ut noxia cuncta submoveas,
et omnia nobis profutura concedas.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
God,
uw voorzienigheid faalt nooit in haar beschikkingen.
Wij
bidden U:
wend
van ons af wat kan schaden
en geef alles wat ons
heilzaam kan zijn.
Werkvertaling
God,
wiens voorzienigheid in haar beschikking niet faalt,
wij
bidden U smekend / ootmoedig,
dat
Gij al hetgeen [ons] schaadt [van ons] afwendt
en
alles wat ons nuttig zal zijn verleent.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d
e n t e n
In het Romeins Missaal van 1962 is
dit collectegebed het openingsgebed van de 7e zondag na Pinksteren,
MR 220. Bij de liturgische hervormingen
van het IIe Vaticaans Concilie bleef het behouden en kreeg in de Novus Ordo
zijn plaats in het misformulier van de 9e zondag door het jaar. De
oratie is afkomstig uit het Sacramentarium
Gelasianum Vetus, 1186, eerste helft 8e eeuw alsook uit andere
oude manuscripten.
S t r u c t u u r a n a l y s e e n s
t i j l f i g u r e n
1.Deus, cuius providentia
in sui dispositione non fallitur,
2.te supplices exoramus,
3.ut noxia cuncta submoveas,
et omnia nobis profutura concedas.
2.te supplices exoramus,
3.ut noxia cuncta submoveas,
et omnia nobis profutura concedas.
Ad
1
Deus,
anaklese in de vocativusvorm aan de
spits van de oratie: met de aanroeping Deus is alles gezegd over de relatie tussen bidder en
Degene tot Wie wordt gebeden. De anaklese wordt gevolgd door de relatieve
bijzin die een goddelijke eigenschap en een bestendige heilsdaad memoreert en
die tevens het motief vormt waarop de bede zich beroept. In de relatieve bijzin
is providentia het subject met het prædicaat fallitur in de
indicativusmodus vanwege de uitgedrukte feitelijkheid. Fallitur, 3e
pers. enkelv. van het passivum van fallere, fefelli dat betekenissen heeft als:
1. Bedriegen, misleiden 2. Overtreden 3. Verborgen blijven. Cuius,
genitivusvorm van het pronomen relativum qui. In sui dispositione,
bijwoordelijke bepaling in de ablativusvorm: ablativus modi of instrumentalis
geregeerd door het præpositum in.
Ad
2
Te supplices exoramus:
de hoofdzin als opmaat naar de inhoudelijke bede met het verbum exoramus
in de indicativus waarbij het præfix ex-, gekoppeld aan –oramus een versterkend karakter heeft. De
bijwoordelijke bepaling supplices benadrukt dit karakter nog extra. De
vorm supplices is een nominativusvorm meervoud van het adiectief
supplex, “smekend, nederig, ootmoedig, deemoedig”. Het adiectivum
is op deze plaats zelfstandig gebruikt en mag vertaald worden als een
substantivum, “smekelingen”. Men kan supplices praedicatief – oftewel
dubbelverbonden –vertalen aangezien het zowel iets zegt over het onderwerp van
het smeken (wij) als ook over de wijze waarop er gebeden wordt (als
smekelingen): “als smekelingen bidden wij U.”
Ad 3
ut noxia cuncta submoveas,
et omnia nobis profutura concedas.
et omnia nobis profutura concedas.
Finale/doelaanwijzende of
consecutieve/gevolgaanduidende bijzin klassiek ingeleid door het voegwoord ut. Deze bijzin
met de verba in de coniunctivusvorm vanwege het wenskarakter, is samengesteld
uit twee nevengeschikte zinnen verbonden door de coniunctie / het verbindingswoord
et.
Cuncta
noxia, letterlijk: alle schadelijke dingen/omstandigheden. Object
van het prædicaat submoveas in twee congruerende accusativusvormen. Noxia,
meervoud onzijdig van de adiectivumvorm noxius, -a.-um: schadelijk, nadelig,
schuldig en ook bij zelfstandig gebruik van de nominativus- en
accusativusvormen meervoud: schuld,
misdrijf, zonde. Noxia moet niet verward worden met de substantivusvorm noxa, æ: schade, nadeel, misdrijf, schuld, straf. Bij het begrip cuncta
noxia kan men zowel denken aan de schadelijke invloeden die ons van buiten treffen
als aan de zonden en fouten die ons inwendig aangrijpen. Omnia profutura:
object, samengesteld uit twee congruerende accusativusvormen, bij het prædicaat
concedas. Nobis, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm
(dativus commodi) splitst de zojuist genoemde bij elkaar horende
accusativusvormen waardoor een hyperbaton ontstaat. Profutura:
accusativusvorm meervoud onzijdig van het participium futuri activi van prosum,
voordelig, nuttig zijn: werkwoordvorm die zowel bijvoeglijk als zelfstandig,
zoals in dit geval, kan worden gebruikt.
In de stelling noxia cuncta, omnia…profutura is een chiasme te herkennen.
In de stelling noxia cuncta, omnia…profutura is een chiasme te herkennen.
De
H. Ambrosius van Milaan (+397) plaatste noxia and profutura meer dan eens naast
elkaar (cf. Hexameron Dag 3, 9, 40; Dag 6, 4, 21; Exp. Lucam 2).
Cuncta
en omnia zijn synoniemen.
V o c a b u l a r i u m
Blaise/Chirat
(een dictionnaire van liturgisch Latijn in het Frans) geeft aan dat dispositio is “disposition
providentielle”. Het heeft te maken met Gods plan voor de redding van de
mensen. Vgl. ook de betekenissen van het Nederlandse begrip dispositie.
Fallo is
een interessant woord. De grondbetekenis
is ”bedrog plegen (intransitief), en
(transitief) bedriegen, misleiden, om de tuin leiden, teleurstellen”. Fallo wordt gebruikt om aan te geven
dat dingen eenvoudig op een vergissing berusten of op bedrog. Het kan ook
betekenen “een fout maken” omdat iets aan de aandacht ontsnapt of eenvoudigweg
niet bekend is. Fallo heeft dus te maken met misleiden, ontwijken, omzeilen,
omheen gaan; verijdelen, dwarsbomen, tegenwerken, dwarsbomen; iets of iemand
frustreren. In Latijnse conversaties is het niet ongewoon te zeggen nisi
fallor, “tenzij ik ben misleid, tenzij ik mij vergis…”.
Submovere, movi, motum, betekent
verwijderen,verdrijven. Deze term werd gebruikt als het vijanden gold. Summoveo is ook wat de oud-Romeinse civiele
bodyguards, lictoren genoemd, deden. Lictoren, van ligare= binden, vastbinden,
droegen bundels houten staven van berk of iep, de fasces, die een bijl insloten
(buiten de grenzen van de Stad Rome). Fasces met rode lederen riemen werden
door ambtenaren, de lictores, voor de magistraten en soms vóór de Vestaalse
Maagden uit gedragen. Het aantal lictoren dat een persoon had hing af van diens
belangrijkheid. De lictoren hadden de taak het volk van een bepaalde plaats te
verwijderen om plaats et maken voor het passeren van de VIPs. Dus submoveo kan
ook betekenen: “iemand uit de weg ruimen” of “verjagen, verwijderen,
verbannen”. De fasces waren een symbool van de Republiek Rome. De
staven waren symbolisch voor de "Macht van het Straffen"; de
bijl symboliseerde de "Macht van het beschikken over leven en
dood".
Ook wordt op het woord fasces de term “fascisme”
teruggevoerd. Voorts komen dit symbool veelvuldig voor in Washington DC en
andere bestuurscentra in de VS, welke een constitutionele republiek is. Dit
symbool vindt men ook op het embleem van de Ridders van Columbus. In de
Neo-classicistische periode duikt het symbool weer op aan gevels en op
monumenten, zoals onderstaande foto laat zien.
Stadhuis Gouda, een huis van bestuur
en rechtspraak: marmeren relief met
lictorenbundels,
de rand met acanthusmotief
|
Het
werkwoord supplicare en de connotaties suplicatio, “smeking, deemoedig
gebed, plechtig smeekgebed”, het bijwoord suppliciter, en het onzijdige
substantief supplicium, “smeekbede, smeekoffer, maar ook doodstraf, straf,
lijden, pijn, foltering, samengesteld uit het voorzetsel sup/sub- en –plic… ,
wijzen plastisch op de houding van een smekeling: in gebogen deemoedige
houding, geknield en onderdanig, met een, als het ware “gevouwen” of “geplooid”
lichaam waarbij de smekeling dikwijls de knieën van degene die hij smeekt vast
omklemd houdt.
Het
is niet mogelijk om langs Gods plan heen te gaan of het te omzeilen. Waarom
zouden wij het willen proberen, gegeven het feit wie God is en wie wij zijn.
God weet wie wij zijn en wat wij nodig hebben, veel beter dan wij ooit onszelf
kunnen kennen. Hij voorziet al onze zonden en de vele fouten, alles wat we
zeggen en doen ligt in Zijn eeuwige plan. Hij heeft het zo beschikt om uit het
kwaad, waarvoor wij alleen verantwoordelijk zijn het goede te trekken.
Het is goed voor ons er aan te denken
elke dag een acte van geloof te stellen, hetgeen een goed Trinitair gebed is.
Sint Augustinus over Gods Voorzienigheid
Gods
Hand is het beste houvast.
“Werp
al uw kommer op de Heer en hoop op Hem, Hij zal voor u zorgen! [Ps 55,23].
Waarin wilt u voor u zelf zorgen? Waarin wilt u voor u zelf voorzien? Hij die u
heeft gemaakt, zorgt voor u. Hij die voor u zorgde voordat u bestond, zal Hij
nu niet zorgen, dat u nu reeds bent, wat Hij wilde dat u zou zijn?...Met zijn
gaven troost Hij u, opdat u het zou volhouden; terwijl Hij deze van u wegneemt
tuchtigt Hij u, opdat u niet verloren gaat. De Heer zorgt voor u: wees dus zonder zorgen! Hij die u heeft
gemaakt, draagt u; dus val niet uit de hand van uw Meester! Valt u uit de hand
van uw Meester, dan breekt u. Dat u echter in de hand van uw Meester mag
blijven is te danken aan Zijn goede Wil. Zeg tot Hem: “Mijn God heeft mij
gewild en wil zelf mij dragen, en zal zelf mij vasthouden”. Werp u in Hem, geloof niet als een dwaas dat u hals over kop
naar beneden stort: nee, zo mag het u niet toeschijnen! Hij heeft gezegd:
“Hemel en aarde breng Ik tot vervulling”. Nooit heeft Hij zich van u
verwijderd; verwijder u zich ook niet van Hem, verwijder u zich niet van u
zelf!”
[Ex Enarr. in Ps. 39,18 (27)]
Petrus Chrysologus
Vertrouwen
op de ware Stuurman.
“De
kunst van het sturen wordt niet bij heldere hemel beproefd, maar bij storm en
onweer. Is de hemel helder, dan kan ook de jongste scheepsmaat aan het roer
staan; maar wanneer de stormen hevig woedden, is de kunst van de eerste
stuurman vereist. Toen de leerlingen zagen dat de scheepslui tevergeefs
zwoegden, dat de zee tegen hen woedde, dat de vloed hen mee zou sleuren naar de
ondergang, dat de wervelwinden tegen hen te keer gingen toen fluisterden zij
van angst tot de Bestuurder van het heelal zelf, tot de Stuurman van de wereld,
tot de Heer van de elementen, en smeekten Hem de golven tot bedaren te willen
brengen, het gevaar te niet te doen, de vertwijfelden te redden. Pas op het
moment dat een louter bevel van Zijn kant de zee kalmeerde, de winden verdreef,
de wervelwinden krachteloos maakte, de rust deed terugkeren, toen erkenden,
geloofden en beleden allen die met Hem in de boot zaten, Hem als Heer van het
heelal”.
[Preek
over het Evangelie van Mattheus 19]