zaterdag 21 mei 2016

Collectegebed Eerste zondag na Pinksteren – Hoogfeest Heilige Drieëenheid "In macht en majesteit te aanbidden"

I n l e i d i n g
De Vader heeft zijn Zoon en de Heilige Geest naar  de wereld gezonden. Daardoor heeft Hij geopenbaard dat er in God drie Personen zijn. De Zoon is het Woord aan Wie de verkondiging van de Blijde Boodschap is toebedeeld. De Geest bracht de mensen de heiligheid. Het collectegebed spreekt dan ook over de “heilige Geest”. Door zijn liefdevol werken verraadde - als men het zo mag zeggen - de verborgen God het meest innige van zijn goddelijk leven. Hij heeft de verlossing niet bewerkt, om ons het mysterie dat Hij is te onthullen, maar deze wonderbare openbaring ontvingen we als een “neveneffect” van zijn verlossingsdaad, want zo zegt de oratie het: ‘door het Woord der waarheid en de Geest van heiliging in de wereld te zenden hebt Gij uw wonderbaar mysterie aan de mensen bekend gemaakt’.
De geloofsbelijdenissen van de Kerk zijn vanaf de Apostolische Belijdenis gebaseerd op het mysterie van de drie goddelijke Personen en zij erkennen de heerlijkheid van het innerlijke van God die straalt uit deze openbaring. Tegelijk bewonderen we de koninklijke macht van de ene God, die zich in drie Personen openbaart. Machtig treedt de ene God ons in de schepping tegemoet, wij aanbidden Hem in zijn Drie-Eenheid. Deze eenheid is een wezenlijke eigenschap van het Wezen van de Drievuldigheid,  zij is immers de Drieheid van de Personen in de Eenheid van de goddelijke Natuur.

Vandaag belijden we ons vast geloof in de leer van de H. Drieëenheid, het vaste fundament van de christelijke waarheid en het meest geheimnisvolle van alle dogma’s.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Deus Pater, qui, Verbum veritatis et Spiritum sanctificationis mittens in mundum,
admirabile mysterium tuum hominibus declarasti,
da nobis, in confessione veræ fidei,
æternæ gloriam Trinitatis agnoscere,
et Unitatem adorare in potentia maiestatis.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie - 1979
God onze Vader,
Gij hebt het Woord der waarheid en de Geest die heilig maakt, in de wereld gezonden om aan de mensen het verheven mysterie van uw Godheid te openbaren.
Geef dat wij het ware geloof belijden door de glorie van de eeuwige Drievuldigheid te erkennen en door haar eenheid in macht en majesteit te aanbidden.

Werkvertaling

God, Vader, die door het Woord der waarheid en de Geest van heiliging in de wereld te zenden uw wonderbaar mysterie aan de mensen bekend hebt gemaakt,
geef dat wij in de belijdenis van het ware geloof,
de glorie van de eeuwige Drieëenheid erkennen
en de Eenheid in de macht van uw majesteit aanbidden.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
In de vroege Kerk was er geen aparte dag voor de Allerheiligste Drieëenheid, maar ter bestrijding van de Ariaanse ketterij kwamen er geloofsbelijdenissen in omloop en ook een officieformulier voor de zondag met cantica, responsories, een prefatie en hymnen. Het Sacramentarium Gregorianum Vetus (9e eeuw) bevat gebeden en een prefatie van de H. Drieëenheid. In 920 stelde bisschop Stephanus van Luik een afzonderlijk feest in ter ere van de H. Drieëenheid en paus Johannes XXII (+ 1334) breidde dit feest uit tot de universele Kerk, te vieren op de 1e zondag na Pinksteren. Deze dag werd verhoogd tot de waardigheid van een feest 1e klas door paus Pius X (+ 1914). In de Novus Ordo kreeg het de rang van sollemnitas.

Het collectegebed is een centonisatie – een mettertijd steeds verder uitgebreide verfraaiing – van divers materiaal: tekstfragmenten uit de collecte van het Romeinse Missaal 1962 en van elders, en mogelijk een nieuwe compositie. De opmerkelijke formulering ‘admirabile mysterium’ werd reeds gebruikt om de leer over de H. Drieëenheid uit te drukken in de “Gesta collationis Carthaginiensis habitæ inter Catholicos et Donatistas… “ de verhandelingen van het Concilie van juni 411 te Carthago waaraan katholieke en Donatistische bisschoppen deelnamen. Sint Augustinus van Hippo (+ 430) speelde een belangrijke rol bij deze conferentie. Dit en de formulering ‘confessio veræ fidei’ suggereren dat deze oratie, ofschoon een nieuwe compositie, wezenlijk is gebaseerd op Augustinus’ werk “De Trinitate”, het eerste grote tractaat op het terrein van de systematische theologie in het Latijn, en dat verrast niet.
S t r u c t u u r a n a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.Deus Pater, qui, Verbum veritatis et Spiritum sanctificationis mittens in mundum,
admirabile mysterium tuum hominibus declarasti,
2.da nobis, in confessione veræ fidei,
æternæ gloriam Trinitatis agnoscere,
et Unitatem adorare in potentia maiestatis.
Ad 1
Deus Pater, directe anaklese van God als Vader in twee vocativusvormen, waarbij Pater een substantivum attributivum is, gevolgd door de relatieve bijzin qui…declarasti, welke een tweede bijzin bevat, een bijwoordelijke bijzin geregeerd door het participium praesentis activi mittens, congruerend met Deus Pater, het subject van de anaklese.  In de relatieve bijzin worden twee fundamentele heilsfeiten waarin de Vader zijn heilswil openbaart en voltrekt gememoreerd.
Declarasti, samentrekking van declaravisti, prædicaat van het subject qui, in de indicativus
perfecti activi vanwege de uitgedrukte feitelijkheid. Admirabile mysterium tuum, object van het verbum in drie congruerende accusativusvormen; hominibus, bijwoordelijke bepaling in de dativus commodi (van voordeel). In de bijwoordelijke bijzin Verbum…in mundum is mittens het prædicaat in de ppa-vorm, verwijzend naar de anaklese Deus Pater; van mittens hangen de twee objecten Verbum veritatis en Spiritum sanctificationis af; twee accusativusvormen, beide gevolgd door een genitivusvorm met nadere precisering: genitivus explicativus. De twee woordgroepen eindigen beide op –um en –isklanken (eindrijm) die een mooi effect oproepen als de oratie wordt gezongen. In de woordgroepen Verbum veritatis en Spiritum sanctificationis herkent men de stijlfiguur alliteratie. In mundum: bijwoordelijke bepaling van plaats waarbij de accusativusvorm mundum bepaald wordt door het voorzetsel van richting in. De –umklank wordt in het eindrijm van mysterium tuum voortgezet.
Ad 2
2.da nobis, in confessione veræ fidei,
æternæ gloriam Trinitatis agnoscere,
et Unitatem adorare in potentia maiestatis.
Da nobis, prædicaat in de imperativusvorm gevolgd door het indirecte object nobis: dativus commodi, leidt de tweeledige bede, het “tribue nobis” of een “quæsumus” dat men zou kunnen verwachten in de oratie als opmaat naar de eigenlijke vraag ontbreekt hier. De eigenlijke bede omvat –direct verbonden met de belijdenis van het ware geloof – de erkenning en aanbidding van de Drieëne God in zijn macht en majesteit.
Van het verbum da is het zinsdeel æternæ gloriam Trinitatis agnoscere het eerste object en unitatem adorare het tweede object verbonden door het verbindingspartikel et en vergezeld van twee bijwoordelijke bepalingen in confessione veræ fidei en in potentia maiestatis. De gebruikte infinitivi agnoscere en adorare kunnen gezien worden als finale infinitivi die een doel uitdrukken (“om te”). In het zinsdeel æternæ gloriam Trinitatis is een hyperbaton vervat.
De regels
[… ] in confessione veræ fidei, [a]
æternæ gloriam Trinitatis agnoscere,  [b]
et Unitatem adorare [b] in potentia maiestatis  [a]
lijken als een chiasme (kruisstelling) geschikt, maar dan bestaande uit hele zinsdelen in plaats van enkele naamwoorden.
In de oratie komt de klinker a opvallend vaak voor (assonantie). Dat valt met name op wanneer men  de oratie hardop uitspreekt/zingt. 

B e k n o p t  v o c a b u l a r i u m
Er weerklinken echo’s van de openbaringen (epiphanieën) van de H. Drieëenheid zoals die zijn beschreven in de H. Schrift: bij het Doopsel van Jezus door Johannes in de Jordaan toen de H. Geest als een duif verscheen en de stem van de Vader werd gehoord (cf Lc 3) en toen Jezus van gedaante veranderde voor de ogen van Petrus, Johannes en Jacobus (cf Mt 17): God “maakte bekend, openbaarde, manifesteerde, toonde, verkondigde in het openbaar” (declarasti, een verkorte vorm van declaravisti, van declaro) het wonderbaarlijk mysterie (admirabile mysterium) dat Hij is Drie in Eén, een Drieëenheid van goddelijke Personen, God de Vader, God het Woord van Waarheid, God de Geest van heiliging, één ondeelbare God.
Waarachtig christelijk geloof (vera fides) veronderstelt noodzakelijkerwijs dat wij erkennen (agnoscere – “ons eigen maken, bekendmaken, toestaan, toelaten, toegeven dat iets iemands eigendom is, erkennen, herkennen, accepteren, toegeven te zijn) dat God is Drie-Een, Eén God met één goddelijke natuur, in een volmaakte eenheid van drie verschillende Goddelijke Personen. Mensen kunnen door zelf te redeneren bij deze waarheid uitkomen, zoals Neoplatoonse filosofen in het klassieke Griekenland dat deden. Maar alleen door de genade van het geloof kunnen wij dit mysterie belijden (confiteor) op authentiek christelijke wijze. Hoe redeneringen en intellect ook trachten deze Waarheid te benaderen, de Openbaring en de genade van het geloof zijn noodzakelijk ter aanvulling van de rede.

C o m m e n t a a r
Binnen de cyclus van het kerkelijk jaar heeft dit feest een passende plaats: na de Hemelvaart van de Zoon naar de Vader, de Komst van de H. Geest met Pinksteren en de zondag daarna de H. Drieëenheid. Toen de Apostelen met Pinksteren de H. Geest hadden ontvangen, begonnen zij te prediken en te dopen, volgens het bevel, dat Christus hun had gegeven, toen Hij tot hen sprak: “Gaat dan en onderwijst alle volken, en doopt hen in de Naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest, en leert hen onderhouden alles wat Ik u bevolen heb” (Mt 28,19). Het feest van de H. Drievuldigheid volgt dus heel logisch onmiddellijk op het Pinksterfeest. 


God de Vader heeft ons door de Zoon geschapen die ons heeft verlost en ons juist door de openbaring van de Vader en diens liefde, voor onszelf duidelijk heeft gemaakt (cf Gaudium et Spes, 220). God de Heilige Geest heiligt ons in Christus’ Kerk zodat wij mogen delen in het trinitaire leven van Vader, Zoon en Heilige Geest, nu en in de toekomst.

In het collectegebed aanbidden wij de gloria Trinitatis, de maiestas Unitatis. Zij bezitten “kracht/macht” (potentia). Het concept maiestas is in de geschriften van de Latijnse Vaders verweven met het begrip gloria. Bij vroege Latijnse Vader zoals de H. Hilarius van Poitiers (+368), de H. Ambrosius (+ 397) en in vroege liturgische teksten betekenen maiestas /gloria veel meer dan eenvoudig “schittering”, “glans”, “faam”, “éclat”. De Latijnse liturgische begrippen gloria en maiestas zijn gerelateerd aan het bijbels Griekse doxa en het Hebreeuwse kabod.
“Glorie” en “majesteit” drukken vanuit menselijk perspectief de erkenning van God als God uit en wijzen ook op die machtige goddelijke karakteristiek die God met ons wil delen en waardoor Hij ons wil omvormen. “Glorie” en “majesteit” roepen in onze liturgische gebeden gezien deze eschatologische, onvoorstelbare betekenis de Laatste Werkelijkheid op.
De glorierijke heerlijkheid waartoe God ons omvormt en waarin wij in de hemel ten volle mogen delen is voorafgebeeld in de ontmoetingen van Mozes met God, toen Hij in de wolk (Hebreeuws: shekina) op de Tent van samenkomst neerdaalde. Na deze ontmoetingen schitterde het gelaat van Mozes zó stralend als de zon, dat hij de glans met een sluier moest bedekken.
Laten we met ontzag en eerbied uitzien naar de gave die ons wacht, als we tenminste sterven als vrienden van God. We zullen niet langer zien in een wazige spiegel en tastend zoeken naar God, maar zullen dan oog in oog staan (cf 1Kor 13,12) met het Mysterie van de H. Drieëenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest.

Moge de Heilige Drieëenheid ons, anticiperend, alle genade geven reeds nu te mogen delen in de goddelijke glorie. Moge deze band van liefde en waarheid met de Drieëne God ook te herkennen zijn in de manier waarop we met onze naasten omgaan en in de huiver waarmee we de Drieëne God mogen en moeten aanbidden.

De H. Hildegard van Bingen [1098-1197] over de Allerheiligste Drievuldigheid
[Uit haar boek Scivias (Sci vias: ken de wegen]

"Ich, Hildegard, schaute: ein überaus helles Licht (Silberrand) und darin eine saphirblaue Menschengestalt, die durch und durch funkelndem Feuer brannte (Goldscheibe. Die Wellenlinien deuten auf das wogende Leben hin).
Das Licht durchflutet das Feuer; und beide durchdringen die Menschengestalt: alle drei ein einziges Licht in derselben Stärke und Leuchtkraft.
Ohne Ursprung, Fülle des Lichtes, ist der Vater; Urquell allen Seins. In ihm ist der Sohn, den er vor aller Zeit zeugte, durch den er die Schöpfung zu Anfang aller Zeit rief der Mensch wurde, und doch nie sich von ihm trennte in der Zeit. Er ist die Fülle aller Fruchtbarkeit.
Funkelndes Feuer ist der Heilige Geist, Leben allen Lebens, ohne die Dürre finsterer Sterblichkeit. Er entzündet in den Herzen das Feuer, er ist die treibende Kraft aller Vitalität. "
Das ist die wahre Dreiheit in der wahren Einheit, so unfaßbar in ihrer Herrlichkeit, daß die Weisheit des Menschengeistes - zöge sie noch so weite Kreise und stiege sie noch so hoch über sich hinaus - keine Grenzen fände für die Weite und Höhe Gottes.
Und doch ist durch den Sohn der Lehm der Erde aufgenommen in das unzugängliche Licht der Dreifaltigkeit, in das Herz des Vaters.“
Die Miniatur zeigt den Menschensohn in der sogenannten Botenhaltung oder auch in einer Gebärde des Gehorsams. der Ehrfurcht.
Doch wird Hildegard noch etwas anderes erklärt. Das im Bild nicht zum Ausdruck kommt:
"Denn durch das Wort, das der Lebensquell selbst ist, kam die Mutterliebe Gottes zu uns und umarmte uns. Sie nährt uns zum Leben. Sie steht uns bei in der Gefahr. Sie ist tiefstes und zartestes Erbarmen, das uns den Weg der Umkehr zeigt. Voll Mitleid gedachte Gott seines großen Werkes, seiner kostbarsten Perle, des Menschen, den Er aus Erdenlehm gebildet und dem Er den Atem des Lebens eingehaucht hatte. ..”

"Untrennbar sind diese Drei.
Ein Gott in der gleichen Herrlichkeit
ungeteilter Gottheit.”