zaterdag 7 mei 2016

De heilige Petrus Canisius [1521-1597]: Lof aan Maria 2



De lof van Maria is Christus’ verheerlijking

Indien ooit van enige verheven vrouwe gezegd en geschreven kon worden: “De vrouw, die de Heer vreest, zal zelf geprezen worden,” dan mag dit zeker van Maria geschieden!
Nergens immers toonde God zó duidelijk, hoe heerlijk en wonderbaar Hij in zijn heiligen is, als in deze, boven allen verheven en uitverkoren Maagd!
Zij was als het ware de heerlijke woning, waarin de hoogste Kunstenaar het grootste van zijn kunstwerken ontwierp en uitvoerde, en waarin Hij het hoogheilig geheim voltrok, waarmee het heil van de mensen van afhing.
En al moge nu ons pogen om haar te verheerlijken ook slechts weinig lof kunnen oogsten, toch zullen wij daardoor tenminste een blijvend getuigenis geven van onze liefde, toewijding en eerbied voor de allerheiligste Maagd; en wat oordeel bedilzieke tegenstanders daarover ook zullen vellen: in ieder geval zal het werk een blijvend zinnebeeld van onze levenstaak zijn, waardoor wij onze broeders dat wil zeggen de leden der Katholieke Kerk, van dienst wilden zijn.
Maar nergens in deze arbeid tot lof van Maria willen wij afwijken van de weg, ons door de Vaders gewezen, en evenals zij, stellen wij uitdrukkelijk vast: dat al wat wij bieden tot de verheerlijking van de Moeder, tevens zal strekken tot lofprijzing van de Zoon.
Wij toch houden ons aan Ildefonsus’ woorden (1), en met hem zijn we vast overtuigd dat wat der Dienstmaagd ten goede komt, de Heer wordt geschonken; en al wat deze Moeder wordt aangeboden, een gave is, gebracht aan de Zoon; en iedere dienst, ten slotte, de Koningin bewezen, de Koning tot ere gedijt (B.M.V. Praefatio).

(1)    Ildefonsus, bisschop van Toledo (+ 667); hij schreef diverse boeken, die vooral in Spanje bekendheid genoten, verhandelingen over de Maagd Maria (De virginitate perpetua sanctæ Mariæ adversus tres infideles, (in het Nederlands De maagdelijkheid van de heilige Maria verdedigd tegen drie ongelovigen), brieven, hymnen en preken.