Lectio altera
Ex Epístola
sancti Polycárpi epíscopi et mártyris ad Philippénses
(Nn.
9, 1 — 11, 4: Funk 1, 275-279)
Tweede lezing
Uit
de brief aan de Philoppenzen van de H. Polycarpus, bisschop en martelaar
(Nn.
9, 1 — 11, 4: Funk 1, 275-279)
Laten
wij wandelen in geloof en gerechtigheid
Daarom bid ik u allen te gehoorzamen aan het woord der
gerechtigheid en alle geduld te betrachten, zoals gij dat ook voor uw ogen
gezien hebt, niet alleen bij de zalige Ignatius. Zosimus en Rufus, maar ook bij
die anderen onder u en bij Paulus zelf en de overige apostelen, overtuigd dat
ge zijt, dat allen niet tevergeefs hebben
gelopen, maar in geloof en gerechtigheid en dat zij op de hun toekomende
plaats leven bij de Heer, met wie zij ook geleden hebben. Zij hebben immers niet deze
wereld bemind, maar Hem die voor ons stierf en om ons door God uit de doden
is opgewekt.
Blijft dus in deze gesteltenis volharden en volgt het
voorbeeld van de Heer, vast en onwrikbaar in het geloof, in broederlijke liefde
elkaar beminnend, in de waarheid verenigd. Bewijst elkaar de zachtmoedigheid
des Heren, terwijl gij niemand minacht. Als ge iemand een weldaad kunt
bewijzen, stel dat dan niet uit, want de
aalmoes bevrijdt van de dood. Weest allen elkander onderdanig, leidt onder de heidenen eeen voorbeeldig
leven opdat ook gij om uw goede
werken lof ontvangt en de Heer in u niet gelasterd wordt. Want wee hem, door wiens gedrag de naam des Heren
wordt gelasterd. Leert aan allen de soberheid, waarin gij zelf leeft.
Ik ben zeer bedroefd over het gedrag van Valens, die
een tot priester bij u werd gewijd, dat hij de hem geschonken waardigheid
zozeer vergeet. Ik vermaan u dus, dat ge u onthoudt van hebzucht en kuis en in
waarheid leeft. Onthoudt u van alle kwaad. Want wie zichzelf hierin niet kan
besturen, hoe zal hij dit dan aan anderen kunnen voorhouden? Wie zich niet vrij houdt van hebzucht, wordt
met afgodendienst besmet en hij zal als een van de heidenen, die het oordeel
Gods niet kennen, worden geoordeeld. Of
weten wij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen, zoals Paulus leert?
Maar ik heb zoiets bij u, onder wie de zalige Paulus
heeft gearbeid, niet bemerkt of gehoord, bij u, die in het begin van zijn brief
staat. Over u toch roemt hij bij alle Kerken, die toen de enige waren, die God
kenden. Wij zelf hadden hem echter nog niet (in Smyrna) leren kennen.
Ik ben, broeders, zeer bedroefd over Valens zelf en
zijn vrouw, aan wie God een ware boetedoening moge schenken. Weest ook gij
hierin matig; en beschouwt zulken niet
als uw vijanden, maar roept ze tot u
terug als lijdende en dwalende ledematen, opdat uw gehele lichaam gezond moge
zijn. Want met zo te doen bouwt hij u zelf op.