Lectio altera
Ex oratiónibus sanct Athanásii epíscopi Contra Ariános
(Oratio
2, 78. 79: PG 26, 311. 314)
Tweede lezing
Uit
de Preken tegen de Arianen, van de H. Athanasius, bisschop
(Oratio 2, 78. 79: PG 26, 311. 314)
De gestalte en
het beeld van de Wijsheid wordt geschapen in de werken
Omdat de gestalte van de Wijsheid in ons en
in alles is geschapen, heeft de ware en scheppende Wijsheid datgene, wat haar
gestalte eigen is, zichzelf toegeëigend en zegt: De Heer schiep Mij in zijn werken. Wat nu de Wijsheid, die in ons
is, spreekt, dat beschouwt de Heer zelf als het zijne.
Daarom niet Hij wordt geschapen, die zelf
de Schepper is, maar wegens zijn geschapen beeld in zijn werken spreekt Hij
daarover als over Zichzelf. Zoals daarom de Heer zelf zei: Wie u opneemt, neemt Mij op, omdat zijn gestalte in ons is, zo
wordt Hijzelf wel niet onder de schepselen gerekend, maar omdat zijn gestalte
en beeld in zijn werken wordt geschapen, zegt Hij, alsof Hij het zelf was: De Heer schiep Mij als het begin van zijn
werken.
En daarom werd de gestalte van de Wijsheid
in de werken geschapen, opdat de wereld in haar het Woord, haar Schepper zou
erkennen, en door het Woord de Vader. Want dat is het, wat Paulus leert: Wat een mens van God kan weten, is in feite
onder hen bekend: God zelf heeft het hun duidelijk gemaakt. Want van de
schepping der wereld af wordt zijn onzichtbaar Wezen door de rede in zijn
werken aanschouwd. Daarom het Woord is, wat zijn substantie betreft, zeker
niet geschapen, maar die plaats in de Schrift moet verstaan worden als
handelend over de wijsheid, die werkelijk in ons is en ons ook toegeschreven
wordt.
Maar als zij aan dit alles geen geloof
willen schenken, moeten zij ons eens antwoorden, of er in de schepselen een
zekere wijsheid is of niet. Als er géén is, waarom oppert de Apostel dan
bezwaar met deze woorden: Want in Gods
wijsheid heeft de wereld met al haar wijsheid God niet gevonden? Ofwel, als er
geen wijsheid bestaat, waarom wordt er dan in de Schrift gesproken over een
menigte wijzen? Want de wijze vlucht
in vreze het kwaad, en met wijsheid wordt uw huis gebouwd.
De Prediker zegt ook: De wijsheid van de mensen doet zijn aangezicht stralen. Tegelijk
bedreigt de schrijver de vermetelen met deze woorden: Zeg niet: Hoe komt het, dat vroeger de tijden beter waren dan nu? Want
niet uit wijsheid vraagt men zo iets.
Als dan de wijsheid in de geschapen dingen
is, zoals ook de Zoon van Sirach getuigt: Hij
heeft haar uitgestort over al zijn werken en over alle vlees naar de mate van
zijn gave, en schenkt haar aan wie Hem liefhebben. Als deze uitstorting
allerminst aanduidt het wezen van de wijsheid, die op zichzelf bestaat en
eniggeboren is, maar het wezen aanduidt van die wijsheid, die in de wereld is
uitgestort, wat ligt er dan voor ongelofelijks in, als de scheppende en ware
Wijsheid zelf – waarvan het beeld of gestalte de wijsheid en de kennis is, die
in de wereld is uitgestort – als van Zichzelf zegt: De Heer schiep Mij in zijn werken? Want niet de wijsheid, die in de
wereld is, is scheppend, maar geschapen in de werken, volgens welke wijsheid de hemelen Gods glorie verhalen, en het
firmament het werk van zijn handen verkondigt.