Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli
(1420-1497)
Eerste lezing
Begin van het Boek Wijsheid
1,1-15
Lof op Gods wijsheid
Heb de gerechtigheid
lief, heersers van de aarde. Koester zuivere gedachten over de Heer en zoek hem
met een eerlijk geweten. Wie hem
niet tart zal hem vinden, en wie hem niet wantrouwt zal hem zien. Misvattingen
houden een mens bij God vandaan. Dwazen kunnen zijn macht alleen tot hun eigen
schande op de proef stellen. De
wijsheid zoekt geen onderkomen in een ziel die sluw is, ze woont niet in een
lichaam dat door zonde wordt beheerst. Als Gods heilige geest
onderwijst ze mensen. Bedrog ontvlucht ze, onverstandig denken gaat ze uit de
weg, waar onrecht opdoemt trekt ze zich terug. De
wijsheid is een geest die mensen liefheeft. Maar godslasteraars houdt ze
verantwoordelijk voor hun woorden. God weet wat er in hun binnenste leeft, hij
ziet feilloos wat ze in gedachten hebben en hoort wat er uit hun mond komt. De
geest van de Heer
vervult immers de hele wereld; hij die alles omvat weet wat er gezegd wordt. Daarom
kan niemand onopgemerkt iets onrechtvaardigs zeggen, en zal ook niemand zijn
gerechte straf ontlopen. Alles wat
goddeloze mensen bedenken zal onderzocht worden, en wat ze gezegd hebben zal de
Heer worden voorgelegd als bewijs van hun misdragingen. Zijn
oor is gespitst en hoort alles, geen enkel opstandig geluid blijft onopgemerkt.
Hoed u dus voortaan voor zinloos geklaag,
houd u ver van lasterpraat. Wat heimelijk gezegd wordt zal niet in stilte
verdwijnen, en wie leugens spreekt bewerkt zijn eigen ondergang. Zoek
de dood niet op door slecht te leven, trek het verderf niet aan door wat u
doet. Want de dood is niet door God
gemaakt. God vindt geen vreugde in de ondergang van enig levend wezen. Hij
heeft alles geschapen om het te laten bestaan. Alles ter wereld dient om het
leven in stand te houden. In geen enkel schepsel ligt de kiem van de dood, en
het dodenrijk kan op aarde geen rechten doen gelden, want
rechtvaardigheid
maakt onsterfelijk.
Tweede
lezing
Uit de Brief aan de Corinthiërs van de H. Clemens I, paus
(Cap. 19, 2 – 20, 12: Funk 1,
87-89)
Aan allen
weldaden bewijzend regelt God de wereld met orde en harmonie
Laten wij oplettend de Vader en Schepper van heel de wereld
beschouwen en ons duurzaam hechten aan zijn heerlijke en alles overtreffende
gaven van vrede en zijn weldaden. Laten wij Hem innerlijk beschouwen en de ogen
van onze geest gericht houden op zijn lankmoedige wil. Laten wij ook zien, hoe
mild Hij zich toont jegens heel zijn schepping.
De hemelen, die door zijn bestuur worden bewogen, zijn Hem in
vrede onderdanig. De dag en de nacht doorlopen de door Hem vastgestelde baan,
zonder elkaar te hinderen. De zon, de maan en de koren der sterren doorwentelen
naar zijn bevel eensgezind zonder enige afwijking de hun voorgeschreven banen.
De vruchtdragende aarde brengt volgens zijn wil op zijn tijd overvloedig
voedsel voort ten bate van de mensen, de dieren en al wat er op haar leeft, en
zij doet dit zonder aarzelen en zonder iets te veranderen van wat door Hem is
vastgesteld.
De onnaspeurlijke afgronden en de onbeschrijfelijke gebieden
van de diepten worden door dezelfde wetten in stand gehouden. Het machtige
geheel van de onmetelijke zee, die naar zijn verordening in samenstromingen is
bijeengebracht, doorbreekt de haar gestelde kluisters niet, maar zij doet zoals
haar bevolen is. Hij heeft immers gezegd: Gij
komt tot hier en niet verder; dan zullen uw golven in uw schoot stuk geslagen
worden. De oceaan is voor de mensen ontoegankelijk en de werelden, die
daarachter liggen, worden bestuurd door dezelfde beschikkingen van de Heer.
De jaargetijden van lente, zomer, herfst en winter volgen in
vrede op elkaar. De verblijfplaatsen van de winden verrichten ieder op hun
eigen tijd hun dienst zonder mankeren. Ook de altijd vloeiende bronnen, tot nut
en welzijn geschapen, geven zonder ophouden haar borsten tot stand houding van
het menselijk leven. Ook de kleinste dieren komen samen in vrede en eendracht.
De grote Schepper en Heer van alles heeft gewild, dat dit
alles in vrede en eendracht zou geschieden, Hij, die aan allen weldoet, maar
boven alles aan ons, die onze toevlucht hebben genomen tot zijn erbarming door
onze Heer Jezus Christus, aan Wie de glorie en de heerlijkheid in de eeuwen der
eeuwen. Amen.