zondag 20 oktober 2019

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada XXIX per annum feria II Certis horis ad negotium orandi mentem revocemus. Op bepaalde uren moeten wij onze geest tot het gebed wenden.


Ad Officium lectionis

Lectio altera

Ex Epístola sancti Augustíni epíscopi ad Probam
(Ep. 130, 9, 18 — 10, 20: CSEL 44, 60-63)

Tweede lezing

Uit de ‘Brief aan Proba’van de H. Augustinus, bisschop
(Ep. 130, 9, 18 — 10, 20: CSEL 44, 60-63)
 Op bepaalde uren moeten wij onze geest tot het gebed wenden

Laten we steeds van God de Heer het zalig leven verhopen en daarvoor altijd blijven bidden. En daarom moeten wij onze geest van andere zorgen en bezigheden, waardoor ons verlangen zelf enigszins verzwakt, op bepaalde uren afwenden en keren tot gebed en met de woorden van het gebed onszelf op on verlangen richten, om dit niet te laten verflauwen, zodat het geheel zou verkoelen en tenslotte volkomen zou verdwijnen, als het niet bij herhaling wordt ontvlamd.

Vandaar dat men het gezegde van de Apostel: Uw wensen moeten bij God bekend zijn, niet zo moet worden verstaan, alsof deze wensen voor God bekend gemaakt  worden die deze al kende voor ze bestonden; maar zij moeten voor onszelf bekend worden door onze volharding bij God, niet door onze pralerij bij de mensen.

Omdat dit nu zo is, is het niet verkeerd en onnuttig wanneer men veel tijd aan het gebed besteedt, dit is, wanneer andere plichten van goede en nuttige werken er niet door gehinderd worden, hoewel ook daarbij, door dat verlangen, zoals ik zei, men altijd moet bidden. Want het betekent niet, zoals sommigen menen, met veel woorden bidden, als men wat langer bidt. Iets anders is veel woorden, iets anders voortdurende aandacht. Want ook over de Heer zelf staat geschreven, dat Hij de nacht doorbracht in gebed en dat Hij met meer aandrang bad. Wat deed Hij hier anders dan on een voorbeeld geven, Hij, die in de tijd op de juiste manier bad en die met de Vader in alle eeuwigheid de gebeden verhoort?

Men zegt, dat de broeders in de Egyptische woestijn wel herhaaldelijk bidden, maar dan zeer kort en snel bij wijze van schietgebeden, opdat niet de zorgvuldig opgewekte aandacht, die voor het bidden zo uiterst noodzakelijk is, door te lange duur verzwakt en verdwijnt.  Daardoor tonen zij ook voldoende aan, dat men die aandacht, als zij niet kan blijven voortduren, evenmin moet laten afstompen, als dat men die niet plotseling moet afbreken, wanneer ze nog voortduurt.

Bij het gebed toch vermijde men het veelspreken maar niet het veelsmeken, als de vurige aandacht behouden blijft. Want veel spreekt men als men bij het bidden datgene war voor ons nodig is, met overvloedige woorden tracht te bereiken.  Maar onder veel bidden verstaat men; bij Hem, tot Wie wij smeken, aandringen met een voortdurende en vrome ontroering des harten. Want die zaak wordt meestal meer met zuchten dan met woorden bepleit, meer met wenen dan met spreken. Want onze tranen heeft Hij voor zijn aangezicht geplaatst en ons zuchten bleef niet verborgen voor Hem, die alles schiep door zijn Woord en geen menselijke woorden nodig heeft.