Lectio altera
Ex Tractátu
sancti Gregórii Nysséni epíscopi De perfécta christiáni forma
(PG 46, 254-255)
Tweede lezing
Uit het tractaat over ‘Het
volmaakt model van de christen’ van de H. Gregorius van Nyssa, bisschop
(PG 46, 254-255)
De christen is een andere Christus
Van allen wist Paulus op de
meest uitgelezen wijze wie Christus is en door zijn eigen daden maakte hij
duidelijk hoe degene moet zijn, die naar Hem wordt genoemd. Want zo nauwkeurig
volgde Hij Christus na, dat hij de Heer zelf in zijn leven uitbeeldde. Want
door de meest zorgvuldige navolging vormde hij zijn ziel zo naar Christus’
beeld, dat hij, die sprak, niet Paulus meer was, maar Christus scheen te zijn,
zoals hij zelf zegt, die zijn eigen gaven aanvoelde: Gij verlangt immers het bewijs, dat Christus spreekt door mij. En: Ik leef, maar niet ikzelf: Christus is het,
die in mij leeft.
Hij heeft ons dan ook
geopenbaard, welk een kracht die Naam Christus bezit, toen hij zei, dat
Christus de Kracht Gods is en de Wijsheid Gods, en Hem de Vrede zelf en het ontoegankelijke
Licht noemde, waarin God woont; onze Verzoening en Verlossing en Hogepriester,
en Pascha en de Verzoening voor de zielen, de afstraling van Gods heerlijkheid
en Evenbeeld van Gods Wezen en Schepper van heel de wereld, geestelijke spijs
en drank, Rots en Water, Fundament van ons geloof en Hoeksteen, Beeld van de
onzichtbare God, Grote God, Hoofd van Het Lichaam de Kerk, Eerstgeborene van de
nieuwe schepping, de Eersteling van hen die ontsliepen, Eerstgeborene uit de
doden en Eerstgeborene onder vele broeders, Middelaar tussen God en mensen, de
Eniggeboren Zoon met glorie en eer gekroond, de Heer van de glorie, het Begin
van alles, Koning van gerechtigheid en daartoe ook Koning des vredes, Koning
over alles, die de heerschappij bezit in een Rijk door geen grenzen omsloten.
Hem noemde hij zo, met deze
en andere gelijksoortige titels, die zoveel in aantal zijn, dat ze door hun
menigte niet gemakkelijk te tellen zijn. Maar als deze alle met elkaar in
verband worden gebracht en al hun betekenissen bijeen worden verzameld, maken
ze wel de wonderbare kracht duidelijk van de Naam van Christus en tonen zij van
zijn majesteit, die niet met woorden is uit te leggen wel zoveel aan, als wij
met onze ziel en onze gedachten kunnen omvatten.
Daar nu de goedheid van onze
Heer ons de allergrootste en goddelijkste en allereerste Naam heeft geschonken,
zodat wij, gesierd met de naam Christus ‘christenen’ worden genoemd, moeten ook
alle namen, die dit woord (Christus) verduidelijken, uitdrukkelijk in ons te
zien zijn, opdat wij niet valselijk ‘christenen’ worden genoemd, maar er ook
voor getuigen met ons leven.