dinsdag 29 juni 2021

Liturgia Horarum / Getijdengebed: 29 juni: Hoogfeest Petrus en Paulus, apostelen


Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop

Die martelaren hebben gezien, wat zij predikten

Deze dag is geheiligd door het lijden van de allerzaligste apostelen Petrus en Paulus. We spreken hier niet over enkele onbekende martelaren. Over heel de aarde galmen hun klanken, en tot aan de grenzen der wereld hun tonen. Die martelaren hebben gezien, wat zij predikten, namelijk de gerechtigheid, door de waarheid te leren en voor de waarheid te sterven.

De zalige Petrus was de eerste der Apostelen, een vurig minnaar van Christus, die verdiende de woorden te horen: En Ik zeg U: Gij zijt Petrus. Hij had zelf immers gezegd: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. En Christus tot hem: En Ik zeg u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen. Op deze steenrots zal Ik het geloof bouwen, dat gij belijdt. Op dat, wat gij gezegd hebt: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God, zal Ik mijn Kerk bouwen. Gij toch zijt een Petrus. Een Petrus door de rots, niet een rots door petra. Zo is van rots (petra) het woord Petrus afgeleid, zoals het woord ‘christen’ van Christus.

De Heer Jezus heeft vóór zijn Lijden, zoals u weet, zijn leerlingen gekozen, die Hij ‘Apostelen’ noemde. Onder hen was het bijna overal alleen Petrus, die heel de Kerk in zijn persoon vertegenwoordigde. Om die persoonlijkheid, die hij van heel de Kerk in zich droeg, verdiende hij te horen: U zal Ik de sleutels geven van het Rijk der hemelen. Want die sleutels ontving niet een enkele persoon, maar de eenheid van de Kerk. Vandaar dus wordt de uitnemendheid van Petrus aangekondigd, omdat hij in zijn figuur de algemeenheid en de eenheid van de Kerk voorstelt, wanneer tot hem gezegd wordt: Ik geef u, wat aan allen tezamen gegeven werd. Want om te weten, dat de Kerk de sleutels des hemels heeft ontvangen, moet u letten op wat de Heer op een andere plaats tot al zijn Apostelen zegt: Ontvangt de Heilige Geest. En daarbij aansluitend: Aan wie gij hun zonden vergeeft, zijn die vergeven; aan wie gij hun zonden houdt, zijn die gehouden.

Terecht ook heeft de Heer na zijn Verrijzenis aan Petrus zelf opgedragen zijn schapen te weiden. Want onder de leerlingen verdiende hij niet alleen de kudde van de Heer te weiden; maar wanneer Christus tot één persoon spreekt, wordt de éénheid gesymboliseerd; en zo spreekt Hij tot Petrus het eerst, omdat Petrus de eerste is onder de Apostelen. Wees niet bedroefd, Apostel; antwoord éénmaal, antwoord opnieuw, antwoord voor de derde maal. Moge uw belijdenis in liefde, tot driemaal toe, overwinnen, omdat de overmoed in vrees u driemaal heeft overwonnen. Driémaal moet ontslagen worden, wat gij driemaal hebt gebonden. Maak vrij de liefde, welke gij gebonden had door de vrees. En de Heer heeft éénmaal en weer opnieuw en voor de derde maal zijn schapen aan Petrus toevertrouwd.

Nu is één dag van het lijden voor twéé Apostelen. Maar ook die twee waren één. Hoewel ze op verschillende dagen hebben geleden, waren ze toch één. Petrus ging vóór, Paulus volgde. Laten wij deze feestdag vieren, die voor ons door het bloed van de Apostelen is gewijd. Laten wij beminnend hun geloof bewonderen, hun leven, hun arbeid, hun lijden, hun belijdenis, hun prediking.


(S. Augustini, Sermo 295, 1-2. 4. 7-8: PL 38, 1348-1352)