Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop
Die martelaren hebben gezien, wat zij
predikten
Deze dag is geheiligd door het lijden van de
allerzaligste apostelen Petrus en Paulus. We spreken hier niet over enkele
onbekende martelaren. Over heel de aarde
galmen hun klanken, en tot aan de grenzen der wereld hun tonen. Die
martelaren hebben gezien, wat zij predikten, namelijk de gerechtigheid, door de
waarheid te leren en voor de waarheid te sterven.
De zalige Petrus was de eerste der Apostelen, een
vurig minnaar van Christus, die verdiende de woorden te horen: En Ik zeg U: Gij zijt Petrus. Hij had zelf
immers gezegd: Gij zijt de Christus, de
Zoon van de levende God. En Christus tot hem: En Ik zeg u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik
mijn Kerk bouwen. Op deze steenrots zal Ik het geloof bouwen, dat gij
belijdt. Op dat, wat gij gezegd hebt: Gij
zijt de Christus, de Zoon van de levende God, zal Ik mijn Kerk bouwen. Gij
toch zijt een Petrus. Een Petrus door
de rots, niet een rots door petra. Zo
is van rots (petra) het woord Petrus afgeleid, zoals het woord
‘christen’ van Christus.
De Heer Jezus heeft vóór zijn Lijden, zoals u weet,
zijn leerlingen gekozen, die Hij ‘Apostelen’ noemde. Onder hen was het bijna
overal alleen Petrus, die heel de Kerk in zijn persoon vertegenwoordigde. Om
die persoonlijkheid, die hij van heel de Kerk in zich droeg, verdiende hij te
horen: U zal Ik de sleutels geven van het
Rijk der hemelen. Want die sleutels ontving niet een enkele persoon, maar
de eenheid van de Kerk. Vandaar dus wordt de uitnemendheid van Petrus
aangekondigd, omdat hij in zijn figuur de algemeenheid en de eenheid van de
Kerk voorstelt, wanneer tot hem gezegd wordt: Ik geef u, wat aan allen tezamen gegeven werd. Want om te weten,
dat de Kerk de sleutels des hemels heeft ontvangen, moet u letten op wat de
Heer op een andere plaats tot al zijn Apostelen zegt: Ontvangt de Heilige Geest. En daarbij aansluitend: Aan wie gij hun zonden vergeeft, zijn die
vergeven; aan wie gij hun zonden houdt, zijn die gehouden.
Terecht ook heeft de Heer na zijn Verrijzenis aan
Petrus zelf opgedragen zijn schapen te weiden. Want onder de leerlingen
verdiende hij niet alleen de kudde van de Heer te weiden; maar wanneer Christus
tot één persoon spreekt, wordt de éénheid gesymboliseerd; en zo spreekt Hij tot
Petrus het eerst, omdat Petrus de eerste is onder de Apostelen. Wees niet
bedroefd, Apostel; antwoord éénmaal, antwoord opnieuw, antwoord voor de derde
maal. Moge uw belijdenis in liefde, tot driemaal toe, overwinnen, omdat de
overmoed in vrees u driemaal heeft overwonnen. Driémaal moet ontslagen worden,
wat gij driemaal hebt gebonden. Maak vrij de liefde, welke gij gebonden had
door de vrees. En de Heer heeft éénmaal en weer opnieuw en voor de derde maal
zijn schapen aan Petrus toevertrouwd.
Nu is één dag van het lijden voor twéé Apostelen.
Maar ook die twee waren één. Hoewel ze op verschillende dagen hebben geleden,
waren ze toch één. Petrus ging vóór, Paulus volgde. Laten wij deze feestdag
vieren, die voor ons door het bloed van de Apostelen is gewijd. Laten wij
beminnend hun geloof bewonderen, hun leven, hun arbeid, hun lijden, hun
belijdenis, hun prediking.
(S. Augustini, Sermo 295, 1-2. 4. 7-8: PL 38, 1348-1352)