Onbevlekte Ontvangenis van Maria
Maria is de Virgo prædicanda, de Maagd die geloofd en geprezen en begroet moet worden, die, letterlijk, behoort gepredikt en verkondigd te worden.
Wij zijn gewoon al wat wonderbaar, vreemd, nieuw en belangrijk is luid te verkondigen. Toen de Heer op komst was, predikte en verkondigde Sint Jan de Doper Hem; en toen de Apostelen de wijde wereld in trokken, predikten en verkondigden zij Christus. Welk is het hoogste, het zeldzaamste, het verhevenste prerogatief van Maria? Niets anders dan dat zij zonder zonde was. Toen een vrouw uit de menigte tot Christus riep: “Zalig de schoot die U heeft gedragen”, antwoordde Hij: “Zalig veeleer, die luisteren naar het woord van God en het beleven”. Die woorden werden bewaarheid in Maria. Zij was vervuld van genade omdat zij Moeder van God zou zijn. Maar een hoger voorrecht dan het goddelijk moederschap was het voor haar aldus geheiligd te worden en zuiver te zijn. Christus zou wel nooit haar Zoon geworden zijn tenzij Hij haar eerst geheiligd had; maar de grootste van die twee zegeningen was die volkomen heiligmaking. Daarom is zij dus de Virgo prædicanda; zij verdient luid gepredikt en verkondigd te worden, omdat zij nooit enige zonde heeft bedreven, zelfs niet de geringste; omdat de zonde nooit enig deel in haar had; omdat zij wegens die volheid van Gods genade nooit een gedachte heeft gehad, nooit een woord heeft gesproken, nooit een handeling heeft gesteld, die onaangenaam, die niet in de hoogste mate aangenaam was aan de Almachtige God, omdat in haar de hoogste triomf werd gezien over de vijand van de zielen. Om dus, toen alles verloren scheen, te tonen wat Hij voor ons allen kon doen: om te tonen wat de menselijke natuur, zijn werk, zou kunnen worden; om te tonen hoe Hij de listigste pogingen, die meest geconcentreerde kwaadaardigheid van de vijand volkomen kon doen mislukken, en al de gevolgen van Adams val in het tegendeel kon veranderen, begon Christus reeds vóór zijn komst dat boven alles wonderbare werk van verlossing in de persoon van haar, die zijn Moeder zou zijn. Door de verdiensten van dat bloed dat vergoten zou worden kwam Hij tussenbeide, en verhinderde Hij dat zij getroffen zou worden door de zonde van Adam, nog voordat hij er op het kruis genoegdoening voor had gegeven. En dat is de reden waarom wij haar, die zulk een wonderbare genade heeft ontvangen, prediken en haar lof verkondigen.
Maar nog om een andere reden was zij de Virgo prædicanda. Wanneer en waarom en wat prediken wij? Wij prediken en verkondigen wat niet bekend is, opdat het bekend moge worden. Daarom hebben de Apostelen volgens de H. Schrift Christus gepredikt. Aan wie? Aan degenen die Hem niet kenden – aan de heidense wereld. Niet aan degenen die Hem kenden, maar aan degenen die Hem niet kenden. Het prediken en verkondigen van een nieuwe waarheid geschiedt geleidelijk: eerst de ene les en daarna de andere. De heidenen werden zo geleidelijk in de Kerk gebracht. En op dergelijke wijze is ook het prediken van Maria aan de kinderen van de Kerk en hun verering voor haar persoon, geleidelijk gegaan. Het is gegroeid, geleidelijk gegroeid, in de opeenvolging der eeuwen. In de eerste tijden werd niet zo veel over haar gepredikt als in latere tijden. Eerst werd zijn gepredikt als de Maagd der Maagden, - dan als de Moeder van God, - dan als glorieus in haar Tenhemelopneming – dan als de Voorspreekster van de zondaren – dan als Onbevlekt in haar Ontvangenis. En deze laatste prediking is voorbehouden geweest aan de negentiende eeuw; en zo is datgene wat het allereerste was in haar persoonlijke geschiedenis, tenslotte ook door de Kerk erkend.
(Vertaling in het Nederlands: prof. dr. Aurelius Pompe o.f.m.)