De verering van
het Heilig Hart
Al vanaf de oude
kerkvaders in de vroegste Middeleeuwen was het Heilig Hart van Jezus een
belangrijk symbool voor verering en aanbidding van Christus. Jezus zelf noemde
volgens het evangelie van Johannes zijn Hart een ‘bron van levend water’. Het
water en bloed dat uit zijn Hart stroomden, toen Hij aan het kruis werd
doorboord met een lans, was voor de kerkvaders het symbool van de Kerk en voor
de Sacramenten van Doopsel en Eucharistie.
Middeleeuwse mystici zoals Bonaventura,
Bernardus, Catharina van Siëna en Gertrudis verspreidden door hun geschriften
en preken een levendige Heilig-Hartverering.
Die verering leefde vooral op in de late 17e
eeuw in Frankrijk, zeker toen de heilige
Margaretha Maria Alacoque visioenen had
gekregen, waarin Jezus haar zijn Hart toonde als
teken van liefde voor de Vader en voor de
mensen.
In 1765 kreeg het Heilig Hart een eigen
feest (met toestemming van paus Clemens XIII), dat
in 1856 door paus Pius IX voor de gehele
Katholieke Kerk werd voorgeschreven.
Het wordt in 1899 door Leo XIII in zijn
encycliek Annum sacrum nog eens
bevestigd, als hij
de hele wereld toewijdt aan het Heilig
Hart. Het feest wordt sindsdien gevierd op de vrijdag
na de tweede zondag van Pinksteren.