Lectio altera
Ex Tractátu
sancti Cypriáni epíscopi et mártyris
De domínica
oratióne
(Nn. 11-12: CSEL 3, 274-275)
Tweede lezing
Uit het tractaat over het
‘Onze Vader’ van de H. Cyprianus, bisschop-martelaar
(Nn. 11-12: CSEL 3, 274-275)
Uw Naam worde geheiligd
Hoe groot toch is ’s Heren
barmhartigheid; wat een overvloed van welwillendheid en goedheid jegens ons, nu
Hij wil, dat wij zo voor Gods aanschijn zullen bidden, dat wij de Heer Vader
mogen noemen en dat, zoals Christus Gods Zoon is, ook wij kinderen Gods genoemd
mogen worden. Niemand onder ons zou het gewaagd hebben die naam in ons gebed te
gebruiken, als Hij zelf ons niet had toegestaan zo te bidden. Daarom, zeer
geliefde broeders, moeten wij bedenken en weten, dat, als wij God onze Vader
noemen, wij ook als Gods kinderen moeten handelen; en zoals wij ons erover
verheugen, dat God onze Vader is, zo moet ook Hij zich over ons kunnen
verheugen.
Laten wij ons gedragen als
tempels van God, zodat de Heer altijd in ons kan wonen. Laat ons handelen niet
in tegenspraak zijn met de geest om, nu wij geestelijk en hemels zijn geworden,
ook alleen maar geestelijk en hemels te denken en te handelen, omdat God de
Heer zelf ook gezegd heeft: Zij, die Mij
verheerlijken, zal Ik verheerlijken, en zij die Mij verachten, worden veracht. Ook
de zalige Apostel Paulus stelt in zijn Brief: Gij zijt niet van uzelf, want gij zijt tegen een grote prijs gekocht –
Verheerlijkt en draagt God in uw lichaam.
Hierna zeggen wij: Uw Naam worde geheiligd: daarmee wensen
wij God niet toe, dat Hij worde geheiligd door onze gebeden, maar wij vragen
van de Heer, dat zijn Naam in ons worde geheiligd. Immers, door wie zou God
geheiligd moeten worden, die Zelf heiligt? Maar omdat Hij zegt: Weest heilig, omdat ook Ik heilig ben, daarom
bidden en smeken wij, dat wij, die in het Doopsel geheiligd werden mogen
volharden in wat wij zijn begonnen. En dat vragen wij iedere dag. Want voor ons
is dagelijkse heiliging nodig, opdat wij, die dagelijks misdoen, onze fouten
door een voortdurende heiliging zouden uitzuiveren.
Wat nu die heiliging is, die
God ons in zijn genade schenkt, dat zegt ons de Apostel: Noch hoerenlopers, noch afgodendienaars, noch echtbrekers, noch
schandjongens, noch knapenschenders, noch dieven, noch geldgierigen, noch
dronkaards, noch lasteraars, noch oplichters – zullen het koninkrijk Gods
erven. En sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu hebt gij u rein
gewassen; gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de Naam van de Heer
Jezus Christus en door de Geest van onze God. Hij zegt, dat wij geheiligd
zijn in de Naam van de Heer Jezus Christus en in de Geest van onze God. Wij bidden,
dat deze heiliging in ons blijve, en omdat onze Heer en Rechter de door Hem
genezen en levend-gemaakte lamme aanspoort om niet meer te zondigen, opdat hem
niets ergers overkomt, bidden wij Hem voortdurend met dit gebed, en smeken wij
dit dag en nacht, dat deze heiliging en leven-making, die ons door Gods genade
wordt geschonken, door zijn bescherming voor ons behouden blijft.