Lectio altera
Ex Tractátu sancti Gregórii
Nysséni epíscopi De perfécta christiáni forma
(PG 46, 283-286)
Tweede lezing
Uit het tractaat over ‘Het
volmaakte model van de christen’ van de H. Gregorius van Nyssa, bisschop
(PG 46, 283-286)
Laten wij in heel ons leven Christus voor ogen stellen
Drie dingen zijn er, die het
leven van de christen duidelijk maken en onderscheiden: het handelen, het
spreken en het denken. Hiervan bekleedt het denken de eerste, het spreken de
tweede plaats; dit laatste openbaart en verklaart in woorden de gedachte, die
in de geest is ontvangen en ingedrukt. Na het denken en spreken komt dan de
uitvoering in de daad van wat door de geest was bedacht. Als wij er dus toe
worden geleid, zoals dat gaat, om iets te doen of te bedenken of erover te
spreken, is het een vereiste, dat al onze woorden, onze daden, onze gedachten
zo bestuurd worden naar de goddelijke norm van die eigenschappen, waardoor
Christus voor ogen wordt gesteld, dat wij niets denken en zeggen of doen, wat
afwijkt van hun verheven betekenis.
Wat anders dus staat hem te
doen, die zich die grote christennaam waardig toont, dan al zijn gedachten,
woorden en werken zorgvuldig te onderzoeken, om te oordelen, óf elk van zijn
daden op Christus is gericht óf aan Hem vreemd is? Dat oordeel hierover kan op
verschillende wijzen uitstekend gebeuren. Al wat namelijk met een zekere
verwarring wordt gedaan of bedacht of gezegd, komt allerminst met Christus
overeen, maar draagt het kenmerk en het beeld van de tegenstander (de duivel),
die in de parel van de ziel zijn troebelen mengt, om ze te bederven en zo de
glans van dit kleinood misvormt en vernietigt.
Maar al wat vrij en zuiver
is van iedere onrustige gesteldheid, staat in betrekking tot de Bewerker en de
Oorsprong van de vrede, die Christus is. Wie uit Hem, als uit een zuivere en
ongerepte bron, zijn gedachten en genegenheden put en afleidt, draagt zulk een
gelijkenis met zijn Beginsel en Oorsprong met zich mee, als het water heeft met
zijn bron, of het nu stroomt in een beekje of helder straalt in een kruik.
Want het is een en dezelfde
zuiverheid, die wij in Christus zien en in onze geest. Die eerste ontstaat in
de bron; die andere komt uit dezelfde bron en wordt tot in ons afgeleid. Ze
neemt de schoonheid van haar eigenschappen met zich mee in het leven, zodat er
een overeenkomst bestaat tussen het inwendige en het uitwendige van de mens:
dit wordt dan tot een schone harmonie, wanneer de eigenschappen, die uit
Christus voortkomen, de bescheidenheid en eerbaarheid van het leven regelen en
leiden. Hierin is (naar mijn mening) de volmaaktheid gelegen van het
christelijk leven, dat wij, die deelachtig zijn geworden aan die namen,
waardoor de Naam van Christus wordt aangeduid, de kracht van die namen tot
uitdrukking brengen én in onze ziel én in het gebed én in onze levenshouding