Ex Homilíis
sancti Bedæ Venerábilis presbýteri
(Hom. 23: CCL 122, 354. 356-357)
Tweede lezing
Uit de preken van de H. Beda
de Eerbiedwaardige, priester
(CCL
122, 354, 356-357)
De
voorloper van Christus’ geboorte en dood.
De heilige voorloper van de geboorte van de Heer, van zijn prediking en
zijn dood, heeft in zijn moedige strijd een schouwspel geboden, de hemelingen
waardig. Zoals de Schrift zegt: ook al werd hij naar de mening van de mensen
gestraft, hij was vervuld van één hoop, de onsterfelijkheid (vgl. Wijsh 3,
4). Terecht vieren wij jaarlijks op plechtige wijze de dag, die hij met het
purper van zijn bloed heeft gesierd en door zijn marteldood voor ons tot een
feestdag heeft gemaakt. Terecht eren wij in geestelijke vreugde de gedachtenis
van deze man, die met zijn dood als martelaar zijn getuigenis voor de Heer
heeft bezegeld.
Inderdaad lijdt het geen twijfel dat de heilige Johannes de Doper
gevangenschap heeft doorstaan voor onze Verlosser, van wie hij vooraf
getuigenis aflegde en voor wie Hij zijn leven heeft gegeven. Want ook al heeft
de vervolger hem niet gevraagd Christus te verloochenen, maar alleen de
waarheid te verzwijgen, hij is toch voor Christus gestorven.
Christus zelf heeft immers gezegd: ‘Ik ben de waarheid’ (Jo 14, 6).
Omdat Johannes voor de waarheid zijn bloed vergoten heeft, is hij inderdaad
voor Christus gestorven.
Van Christus’ geboorte, prediking en doopsel heeft hij getuigd, want hij is
Hem voorafgegaan door zijn eigen geboorte, door zijn prediking en door de
toediening van het doopsel; naar Christus’ lijden en dood heeft hij verwezen
door eerst zelf te lijden en te sterven.
Zo’n groot man als deze bereikte zijn levenseinde door het vergieten van
zijn bloed na een lange, smartelijke gevangenschap. Hij die de vrijheid van een
bovenaardse vrede verkondigde, wordt door goddelozen in de gevangenis geworpen.
Hij die gekomen is om te getuigen van het Licht en die terecht door Christus,
het Licht zelf, een lamp, ontstoken om te verlichten, is genoemd, wordt
opgesloten in een duistere kerker. Met zijn eigen bloed wordt hij gedoopt, aan
wie het gegeven was de Verlosser van de wereld te dopen, de stem van de Vader
boven Hem te horen en de genade van de heilige Geest op Hem te zien neerdalen.
Maar voor mensen zoals Johannes viel het niet zwaar, ja voor hen was het
veeleer licht en begerenswaardig, omwille van de waarheid tijdelijke kwellingen
te verduren. Want zij wisten dat hun het loon wachtte van de eeuwige vreugde.
Zij verkozen, na het belijden van Christus’ naam, de dood - die toch al van
nature onvermijdelijk dreigt - om vervolgens de zegeprijs te ontvangen van
eeuwig leven. Terecht zegt dan ook de Apostel: ‘U is het door Christus gegeven,
niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden’ (Fil 1, 29).
Daarom zegt hij dat het Christus’ gave is als de uitverkorenen voor Hem lijden,
omdat - naar zijn eigen woorden - ‘het lijden van deze tijd niet opweegt tegen
de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat’ (Rom 8, 18).