29 augustus
Liturgia Horarum / Getijdengebed
Memoria van de
Marteldood van de H. Johannes de Doper
Preek
23 van de heilige priester Beda de Eerbiedwaardige († 735)
De
voorloper van Christus’ geboorte en dood.
De heilige voorloper van de geboorte van de Heer, van
zijn prediking en zijn dood, heeft in zijn moedige strijd een schouwspel
geboden, de hemelingen waardig. Zoals de Schrift zegt: ook al werd hij naar de
mening van de mensen gestraft, hij was vervuld van één hoop, de
onsterfelijkheid (vgl. Wijsh 3, 4). Terecht vieren wij jaarlijks op
plechtige wijze de dag, die hij met het purper van zijn bloed heeft gesierd en
door zijn marteldood voor ons tot een feestdag heeft gemaakt. Terecht eren wij
in geestelijke vreugde de gedachtenis van deze man, die met zijn dood als
martelaar zijn getuigenis voor de Heer heeft bezegeld.
Inderdaad lijdt het geen twijfel dat de heilige
Johannes de Doper gevangenschap heeft doorstaan voor onze Verlosser, van wie
hij vooraf getuigenis aflegde en voor wie Hij zijn leven heeft gegeven. Want
ook al heeft de vervolger hem niet gevraagd Christus te verloochenen, maar
alleen de waarheid te verzwijgen, hij is toch voor Christus gestorven.
Christus zelf heeft immers gezegd: ‘Ik ben de waarheid’
(Jo 14, 6). Omdat Johannes voor de waarheid zijn bloed vergoten heeft,
is hij inderdaad voor Christus gestorven.
Van Christus’ geboorte, prediking en doopsel heeft hij
getuigd, want hij is Hem voorafgegaan door zijn eigen geboorte, door zijn
prediking en door de toediening van het doopsel; naar Christus’ lijden en dood
heeft hij verwezen door eerst zelf te lijden en te sterven.
Zo’n groot man als deze bereikte zijn levenseinde door
het vergieten van zijn bloed na een lange, smartelijke gevangenschap. Hij die
de vrijheid van een bovenaardse vrede verkondigde, wordt door goddelozen in de
gevangenis geworpen. Hij die gekomen is om te getuigen van het Licht en die
terecht door Christus, het Licht zelf, een lamp, ontstoken om te verlichten, is
genoemd, wordt opgesloten in een duistere kerker. Met zijn eigen bloed wordt
hij gedoopt, aan wie het gegeven was de Verlosser van de wereld te dopen, de
stem van de Vader boven Hem te horen en de genade van de heilige Geest op Hem
te zien neerdalen. Maar voor mensen zoals Johannes viel het niet zwaar, ja voor
hen was het veeleer licht en begerenswaardig, omwille van de waarheid
tijdelijke kwellingen te verduren. Want zij wisten dat hun het loon wachtte van
de eeuwige vreugde.
Zij verkozen, na het belijden van Christus’ naam, de
dood - die toch al van nature onvermijdelijk dreigt - om vervolgens de
zegeprijs te ontvangen van eeuwig leven. Terecht zegt dan ook de Apostel: ‘U is
het door Christus gegeven, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te
lijden’ (Fil 1, 29). Daarom zegt hij dat het Christus’ gave is als de
uitverkorenen voor Hem lijden, omdat - naar zijn eigen woorden - ‘het lijden
van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te
wachten staat’ (Rom 8, 18).
(CCL 122, 354, 356-357)