Liturgia Horarum – Getijdengebed
Op het feest van de H. Bartholomeus, apostel
H. Johannes Chrysostomus (Guldenmond),
bisschop
Lezing
uit de Homilieën op de Eerste Brief aan de Korinthiërs van de
Het zwakke van God is
sterker dan de mensen
Door middel van
ongeletterden heeft het kruis zijn kracht bewezen, ja zijn kracht bewezen aan
heel de aarde; terwijl het kruis niet handelde over onbeduidende zaken, maar
over God, de ware godsdienst, het evangelisch leven en het toekomstig oordeel,
heeft het toch zelfs landlieden en ongeletterden allen tot filosofen gemaakt.
Zie hoe het dwaze van God wijzer is dan de mensen, en hoe het zwakke sterker
is.
Hoe dan sterker? Omdat het
in heel de wereld is doorgedrongen en allen door zijn kracht overwon en omdat,
terwijl ontelbaren de Naam van de Gekruiste trachtten uit te vagen, het
tegenovergestelde gebeurde. De Naam bloeide op en groeide steeds meer aan. Maar
zijn vijanden kwamen om en gingen hun ondergang tegemoet. En de levenden, die
tegen de Gestorvene oorlog wilden voeren, vermochten niets. Daarom – als de
Griek zegt, dat ik gestorven ben, toont hij wel zeer dwaas te zijn, wanneer ik,
die door hem een dwaas wordt geacht, zal blijken wijzer te zijn dan de wijze;
wanneer hij mij zwak noemt, toont hij zichzelf nog zwakker. Want wat door Gods
genade tollenaars en vissers goed hebben kunnen volbrengen, dat hebben
filosofen, alleenheersers, en om kort te zeggen, dat heeft die onnoemelijk
grote wereld rondom zelfs niet kunnen vermoeden.
Dit overdenkend zei Paulus:
Het zwakke van God is sterker dan alle
mensen. Want daaruit blijkt duidelijk, wat de goddelijke prediking
betekent. Vanwaar toch kon het in de geest opkomen bij die twaalf mannen om
zulke grote dingen te ondernemen, terwijl zij zonder wetenschappelijke vorming
waren en hun verblijf hadden op meren, rivieren en in de woestijn; en die
misschien nooit in een stad of op een forum waren gekomen, om nu tegen heel een
wereld slag te leveren? Want dat zij bang en kleinmoedig waren, toont hij, die
over de apostelen geschreven heeft, wel aan, die hen niet ontzag en hun
gebreken niet wilde goedpraten: wat toch wel het beste bewijs is voor de
waarheid. Wat zegt hij dan over hen? Dat na de gevangenneming van Christus, na
zijn ontelbare wonderen, de apostelen de vlucht namen en die ene, hun hoofd,
Hem verloochende.
Hoe is het dan te
verklaren, dat zij – die tijdens Christus’ leven niet tegen de aanvallen van de
Joden bestand waren; toen Christus volgens uw mening na zijn dood en begrafenis
niet verrezen zou zijn en Hij hun dus daarna niet had toegesproken en moed
gegeven – zich tegen zo’n grote wereld teweer stelden? Hadden zij dan niet bij
zichzelf moeten zeggen: ‘Wat is dat? Hij kan zichzelf niet redden, en Hij wil
ons beschermen? Zal Hij, die zichzelf bij zijn leven niet kon helpen, ons nu
helpen, terwijl Hij dood is? Hij zelf heeft bij zijn leven geen enkel volk aan
zijn leer kunnen onderwerpen, en zullen wij dan, met zijn Naam op onze lippen,
heel de wereld voor Hem winnen? Hoe zou het niet tegen het gezond verstand
zijn, zoiets niet alleen te kunnen verwezenlijken, maar zelfs ook maar te
bedenken?’ Daarom is het duidelijk dat als zij niet gezien hadden, dat Hij
verrezen was en als zij niet zo’n groot bewijs van zijn macht zouden bezeten
hebben, zij zo iets nooit hadden aangedurfd.
(Hom. 4, 3. 4: PG 61, 34-36)